162
9. Gas
Hoofdstuk 9: Gas
9.1 Algemene veiligheidsinstructies voor het
gebruik van vloeibaar-gasinstallaties
De gaswerkdruk bedraagt 30 mbar.
Het gebruik van de verwarming is verboden tijdens het rijden!
Uitzondering:
Het voertuig is optioneel voorzien van een gasdrukregelaar
voor tijdens het rijden (bijv. Control CS).
Keuring van de gasinstallatie
•
Laat vloeibaar-gasinstallaties keuren door een deskundige
alvorens ze in gebruik te nemen.
•
Ook regelaars en verbrandingsgasgeleidingen moeten
worden gekeurd.
•
Ook regelaars, slangen en leidingen voor verbrandingsgassen
moeten worden gekeurd.
•
De veiligheidsregelaars en de slangleidingen moeten na
uiterlijk 10 jaar worden vervangen, hogedrukslangen na 5
jaar (vanaf de productiedatum). Zodra er in de slang scheur-
tjes, poreuze plekken e.d. worden geconstateerd, moet hij
onmiddellijk worden vervangen.
•
Ook de aansluitslang moet regelmatig op beschadigingen
worden gecontroleerd. Zodra er in de slang scheurtjes,
poreuze plekken e.d. worden geconstateerd, moet hij on-
middellijk worden vervangen.
Als het vermoeden bestaat dat er gas vrijkomt, moeten
onmiddellijk de volgende maatregelen worden genomen:
•
Sluit de hoofdafsluiter van de gasfles.
•
Ontstekingsbronnen als open vuur of roken zijn ten
strengste verboden.
•
Ventileer de ruimtes.
•
Ontruim de gevarenzone.
•
Stel de directe omgeving (terreinbeheerder) en zo no-
dig de brandweer op de hoogte.
De gasinstallatie mag pas weer in gebruik worden genomen
nadat deze is gecontroleerd door een deskundige.
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen
•
Inbouwwerkzaamheden en wijzigingen aan de gasin-
stallatie mogen uitsluitend worden uitgevoerd door een
vloeibaargas-deskundige.
•
Er mogen uitsluitend apparaten worden gebruikt met een
uniforme aansluitdruk van 30 mbar.
•
Bij elk verandering van of aan de gasinstallatie moet de
installatie opnieuw gekeurd worden door een erkend
installateur en is een schriftelijk keuringsrapport vereist.