▶
Gebruik geen schurende middelen. Gebruik geen oplos-
middelen. Gebruik geen chloor- of ammoniakhoudende
reinigingsmiddelen.
11.4.3 Manteldelen demonteren
1.
Controleer vóór het demonteren van manteldelen met
een gaslekdetector of koudemiddel ontsnapt.
2.
Demonteer de manteldelen voor zover die voor de
volgende onderhoudswerkzaamheden nodig zijn. Zie
(→ Hoofdstuk 5.11.1)tot (→ Hoofdstuk 5.11.6).
11.4.4 Snelontluchter en overstortventiel
controleren
1
2
1.
Verwijder de kap op de snelontluchter (1).
2.
Controleer, of de snelontluchter is geopend.
3.
Controleer de snelontluchter op een lekkage. Vervang
de snelontluchter eventueel..
4.
Bevestig de kap op de snelontluchter.
5.
Controleer de werking van het overstortventiel (2).
11.4.5 Verdamper, ventilator en condensafvoer
controleren
1.
Reinig de spleet tussen de lamellen met een zachte
borstel. Vermijd hierbij dat de lamellen worden gebo-
gen.
2.
Verwijder vervuiling en afzettingen.
3.
Trek eventueel gebogen lamellen met een lamellen-
kam glad.
4.
Draai de ventilator met de hand.
5.
Controleer of de ventilator vrij kan lopen.
6.
Verwijder vervuiling, die zich op de condensbak of in
de condensafvoerleiding heeft verzameld.
7.
Controleer de vrije afvoer van water. Giet hiervoor ca.
1 liter water in de condensbak.
8.
Waarborg, dat de verwarmingsdraad in de condensaf-
voertrechter is opgenomen.
0020326636_00 Installatie- en onderhoudshandleiding
11.4.6 Koelmiddelcircuit controleren
1
1.
Controleer of de componenten en buisleidingen vrij zijn
van verontreiniging en corrosie.
2.
Controleer de afdekkappen (1) en (2) van de onder-
houdsaansluitingen op vastheid.
11.4.7 Koudemiddelcircuit op dichtheid
controleren
1.
Controleer of de componenten in het koudemiddelcir-
cuit en de koudemiddelleidingen vrij zijn van beschadi-
gingen, corrosie en olielekkage.
2.
Controleer het koudemiddelcircuit met een gaslekde-
tector op dichtheid. Controleer daarbij alle componen-
ten en leidingen.
3.
Noteer het resultaat van de dichtheidstest in het instal-
latieboek.
11.4.8 Elektrische aansluitingen en elektrische
leidingen controleren
1.
Controleer op de aansluitkast, of de afdichting vrij van
beschadigingen is.
2.
Controleer in de aansluitkast de elektrische leidingen
op goede bevestiging in de stekkers of klemmen.
3.
Controleer in de aansluitkast de aarding.
4.
Controleer, of de netaansluitkabel is beschadigd. Wan-
neer vervangen nodig is, moet u waarborgen dat het
vervangen wordt uitgevoerd door Vaillant, het service-
team of een gekwalificeerd persoon om gevaren te ver-
mijden.
5.
Controleer in het product de elektrische leidingen op
goede bevestiging in de stekkers of klemmen.
6.
Controleer in het product of de elektrische leidingen vrij
van beschadigingen zijn.
2
171