d
Draai de klospen zo dat deze omhoog wijst.
Zet de draadklos zo op de klospen dat de
draad vanaf de voorkant van de klos
afwikkelt.
a Klospen
b Kloskap
c Draadklos
d Klosvilt
e
Duw de kloskap zo ver mogelijk op de
klospen en zet de klospen weer in de
oorspronkelijke stand.
VOORZICHTIG
• Als u de draadklos en/of de kloskap niet juist
hebt geïnstalleerd, kan de draad verstrikt
raken op de klospen. Hierdoor kan de naald
breken.
• Gebruik de kloskap (groot, medium of klein)
die de grootte van de draadklos het dichtst
benadert. Als u een kloskap gebruikt die
kleiner is dan de draadklos, komt de draad
mogelijk klem te zitten in de gleuf in de rand
van de klos. Hierdoor kan de naald breken.
Memo
• Wanneer u naait met fijne kruiswikkeldraad,
gebruikt u de kleine kloskap en laat u enige
ruimte tussen de kap en de draadklos.
a Kloskap (klein)
b Draadklos (kruiswikkeldraad)
c Ruimte
f
Houd de draad met beide handen vast om
deze omhoog te trekken van onder de
draadgeleiderplaat.
a Draadgeleiderplaat
g
Houd de draad in uw rechterhand en leid
de draad in de aangegeven richting door de
draadgeleider.
h
Leid de draad omlaag, omhoog en
vervolgens omlaag door de groef, zoals
aangegeven in de illustratie.
Memo
• Controleer of de draadophaalhendel in het
bovenste deel van de groef de draad pakt.
a Controleer in het bovenste deel van de groef
BOVENDRAAD INRIJGEN
1
47