a
Selecteer het patroon en bewerk dit zo nodig.
Opmerking
• Maak eerst het combineren en bewerken
van het patroon af voordat u de applicatie-
instelling selecteert. Als u het patroon
bewerkt nadat u de rijginstelling hebt
geselecteerd, worden het patroon en de
rijgsteken mogelijk onjuist uitgelijnd.
• Aangezien een omtrek wordt toegevoegd, is
het patroon voor een applicatie (wanneer u
de applicatie-instelling selecteert) groter dan
het oorspronkelijke patroon. Pas eerst de
grootte en de positie van het patroon aan,
zoals hieronder aangegeven.
a Borduurgebied
b Ca. 1 cm
c Grootte van het patroon
DIVERSE BORDUURFUNCTIES
b
Druk op
en open vervolgens 7/7
van het instellingenscherm.
c
Met
en
geeft u de afstand tussen
patroon en de applicatieomtrek op.
Memo
• Drie instellingen zijn beschikbaar: 1 (smal),
2 (normaal) en 3 (breed).
• De instelling blijft geselecteerd zelfs
wanneer u de machine uitschakelt.
d
Druk op
om terug te gaan naar het
vorige scherm.
e
Druk op
.
6
297