De tijd voor een alarmfunctie is geconfigureerd.
Let op: De alarmfunctie is alleen actief als deze handmatig is geactiveerd (zie hoofdstuk
"Alarmfuncties activeren/deactiveren").
● Alarmfuncties activeren/deactiveren
Het product heeft 2 alarmtijden die afzonderlijk of tegelijk kunnen worden geactiveerd.
□
Druk de alarmtoets 17 een of meerdere keren in om alarm 1 49 of alarm 2 47 of
beide alarmen te activeren of beide alarmen te deactiveren.
Het betreffende alarmbelsymbool wordt aangegeven.
● Alarmfunctie snoozen/uitschakelen
De alarmtoon van de alarmfunctie klinkt op de ingestelde tijd.
□
Druk op de toets SNOOZE/LIGHT 6 om de snooze-functie te activeren.
De alarmtoon gaat uit en het snooze-symbool 48 begint te knipperen. Na
5 minuten klinkt opnieuw de alarmtoon.
□
Druk op een willekeurige toets op de achterkant van het draadloze weerstation.
De alarmfunctie wordt beëindigd.
● Temperatuuralarm
Per buitensensor kan één temperatuurbereik worden gedefinieerd. Als de buitensensor een
waarde meet die buiten het ingestelde temperatuurbereik valt, klinkt er een alarmsignaal op
het draadloze weerstation.
□
Druk op de toets temperatuurwaarschuwing 18 .
Het temperatuuralarm is geactiveerd en het symbool voor het temperatuur
alarm 41 brandt.
□
Houd de toets temperatuuralarm 18 2 seconden ingedrukt.
De temperatuurweergave 30 en het bovenste deel van het symbool voor het
temperatuuralarm 41 beginnen te knipperen.
De temperatuurweergave 30 laat de bovenste temperatuurgrens zien.
□
Druk op de pijltoets omhoog of 15 de pijltoets omlaag 16 of houd deze ingedrukt om
de bovenste temperatuurgrens in te stellen.
Bediening en gebruik
NL/BE
43