Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

Temperatuur koelwater
Het verdient
aanbeveling
dat tijdens
het
wegrijden de
bedrijfstemperatuur
zo
snel
mogelijk
wordt
bereikt.
De juiste
bedrijfstemperatuur
ligt
bU
ca.
80"
C.
Deze
wordt niet
bereikt
door de
motor stationair
te
laten
draaien,
doch in
een
lagere
versnelling
te
blijven rijden
totdat
de
bedrijfstemperatuur
ca.
50'
C
aanwijst,
waarna geleidelijk naar
een
hogere versnelling
kan
worden
overgeschakeld.
Wordt de
temperatuur
van het
koelwater
te
hoog,
dan zal het
rode verklikker-
lampje gaan
branden.
Het door rijden
geleidelijk
op
temperatuur
brengen
van de
motor
is
tevens
van
belang
voor de
versnellingsbak
en de
achteras omdat na een lange
rustperiode
van
de
wagen
de
smeermiddelen
dikker zijn
geworden
en
nu door
deze
wijze
van rijden
beter
de
gelegenheid krijgen om
de
te
smeren plaatsen
te
bereiken.
Smeeroliedruk
Gedurende
het rijden
is
het
zeer
belangrijk, dat de
gedragingen
van de motor
en
de
luchtdruk
in de
ketels
aan
de
hand
van
de
instrumenten
op
het
instrumenten-
bord worden
gecontroleerd.
Zodra wordt
geconstateerd,
dat het
rode
oliedruk
verklikkerlampje brandt,
kan
dit
een teken zijn dat de smeeroliedruk
is
weggevallen.
Om
er
zeker
van
te
zijn dient
ook de
oliedrukmeter
te
worden
gecontroleerd.
ls
de
hierop
aangewezen
druk
te
laag,
zet dan onmiddellijk de motor
af.
Inrijden
Het
is bij
het laten
inlopen
van de
motor
van
het
grootste
belang om
-
bU
welke
snelheid dan ook
-
deze niet
zwaar
te
belasten,
met
andere
woorden, het
werk
gemakkelijk
en licht
te
laten doen. Schakel daarom
niet te vroeg
r\aar
een hogere
versnelling
en
niet
te
laat
naar
een
lagere. Een betrekkelijk hoog
toerental
is
lang niet zo schadelijk als overbelasting bij-een lager toerental.
Het
verdient
wel
aanbeveling
het
toerental
te
varièren. Aangeraden
wordt om vooral
gedurende
de
eerste
1.500
km de wagen
niet
met
volle
belasting
te
rijden, noch een
aanhang-
wagen
te
gebruiken. Na
ongeveer 5.000
km kan
de
motor
als
ingedraaid worden
beschouwd.
Bovenstaande
geldt
niet
alleen
voor de
motor, doch
evenzeer
voor
versnellings-
bak,
achteras
en
remmen,
waaryoor
een
inloopperiode
van ca.
5.000
km
zeer
bevorderlijk
is.
REMMEN
Tijdens
het
rijden kan
het
noodzakelijk
zijn
dat
de
snelheid
van
de
wagen
plotseling
sterk
moet worden verminderd. Hiervoor
geeft de
voetrem,
welke
op
alle
wfelen
werkt, het
meeste effect.
Wanneer
de
snelheid maar geleidelijk moet worden verminderd
of
slechts
even
moet
worden
bijgeremd,
kan het
beste
worden gebruik
gemaakt van
de
uitlaatrem
(indien
aanwezig),
door het
intrappen
van
de
u
itlaatremknop met
de
linkervoet.
Om
voor
plotseling snelheid verminderen
de
remwerking
te
vergroten
kan
ook
van
beide
remsystemen
tegelijk worden
gebru
ik
gemaakt
door
zowel met
de
linker-
als
met
de rechtervoet respectievelijk de
uitlaatremknop
en het
rempedaal
te
bed
ienen.
BU
beide
remwijzen
dient natuurlijk
pas
op het
laatste moment
het
ontkoppelings-
pedaal
te
worden
lngetrapt,
waarbij dan
de
uitlaatremknop
niet
meer
door
de
f
inkervoet kan worden bediend en dus
wordt
voorkomen dat
de motor
zou afslaan.
Voor
langdurige afdalingen
kan het
evenwel
bevorderlijk zijn
om
door
middel
van
terugschakelen
op de
motor
af
te
remmen.
Zorg echter hierbij dat
de
motor
niet
over
zlin
toeren
wordt
gedraa'id,
hetgeen
kan
worden voorkomen
door met
de
uitlaatrem
bU
te
remmen.
19
;
)
i1,
il
til
il
rI
s
It
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
lil
i
i$i,i
1illl
1ilil
j[i'l
itiil
iiill
i{il
ifiit
llllrl
1Íill
iliil
i,l
itlrll
lli
j
iilt,
I
ili{ll
:l
'
I
rrN
iiil
,llj
ifi, ll
;i:11
fl

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave