Opmerking:
Wanneer
de
motor draait
en
er
behoeft
met
de
wagen
niet
direct
te
worden
weggereden,
zet dan
de
motor
af
door de
stopmanette naar beneden
te
drukken.
Hef
ónnodig
onbelast draaien
is
niet
bevorderlUk
voor de
motor,
daar"
deze
dan
een
te
langé
tijd
nodig
heeft om
op
bedrijfstemperatuur
te
komen.
Vermijd ook
het
stationair draaien
bU
het
wachten
vóór
overwegbomen
of voór of
op
veerponten.
StaÉen onder koude
weersomstandigheden
Tijdens koude weersomstandigheden
kan het
starten zonodig worden vergemakke-
lijkt
door
middel van een koudstartinrichting.
De
bediening hiervan bevindt zich
op
het middenpaneel nabij de sig. aansteker. Alvorens de handelingen
g
t/m
7
genoemd
op blz.
15
uit te
voeren,
dient
als
volgt te worden
gehandeld:
Trek de
bedienings-
knop
uit en
laat
deze
los,
waarna
de
koudstartinrichting
in
werking
is
gesteld.
Deze inrichting
wordt
automatisch
buiten werking
gesteld, wanneer
de
motor
loopt.
Mocht
dus
de
motor
weer
afslaan,
dan
moet
de
koudstartknop
opnieuw
worden
uitgetrokken.
RIJDEN
Alvorens
weg
te
r'tjden
controleer
eerst:
1.
De
banden
of
deze
op
de juiste
spanning zijn
beschad igd.
2.
De
verlichting, stoplichten, richtingaanwijzers
en
3.
De
koppeling
van een
eventuele
aanhangwagen
en of
deze
eventueel ziin
klaxon.
of
oplegger.
4.
Dat de
cabine
is
vergrendeld.
5.
Dat de
bestuurderszitplaats
in
de voor de
betreffende bestuurder
goede
stand
staat.
6.
Dat
de
buitenspiegels, gezien
vanaf
de
bestuurderszitplaats
in de juiste
stand
staan.
7. Of
de
wijzers
van
de
luchtdrukmeter minstens
5
kg/cm2 aangeven
en
de
zoemer
opgehouden
heeft
met
zoemen.
Waarschuwing:
Daar deze wagen
is
uitgerust
met
luchtdruk bediende
mechanische
remmen
kan
er,
wanneer geen
of
onvoldoende luchtdruk
in
de
voorraadketels
aan-
wezig is, met de voetrem volstrekt niet worden
geremd,
dus ook niet
met
een
vergrote kracht
op het
rempedaal. Evenwel
zal
bU
onvoldoende luchtdruk
de
parkeerrem
zich
zeff
aanzetten; deze
werkt
echter alleen op de
achterwielen.
8.
Dat de
handrempal
vrij
staat (,,drive"),
waarbij
het
verklikkerlampje is
gedoofd.
Na voren
genoemde punten
te
hebben gecontroleerd
en de
motor draait,
kan
worden
weggereden.
li
t'
iil
iii
iii
16