Inbedrijfstelling
7.10 Uitschakelen
4. Controleer en protocolleer tijdens de testloop het volgende:
5. Schakel de machine bij een onrustige loop of bij abnormale geluiden uit. Bepaal bij uitloop
Opmerking
Voor meer informatie zie catalogus D81.8 in hoofdstuk 2.
7.10
Uitschakelen
● Als de overeenkomstige besturing niet automatisch gebeurt, schakel dan de eventueel
● U mag de stilstandverwarming ten vroegste twee uur na het uitschakelen van de machine
100
– Controleer of de machine rustig loopt.
– Protocolleer de waarden voor de spanning, de stroom en het vermogen. Protocolleer
indien mogelijk de overeenkomstige waarden van de werkmachine.
– Controleer de temperaturen van de lagers en de statorwikkeling tot het bereiken van de
stationaire toestand, voor zover dit met de aanwezige meetvoorzieningen mogelijk is.
– De mechanische loop op geluiden of trillingen aan de lagers en lagerplaatjes controleren.
de oorzaak.
– Indien de mechanische loop onmiddellijk na het uitschakelen beter wordt, dan zijn
magnetische of elektrische oorzaken voorhanden.
– Wanneer de mechanische loop na het uitschakelen niet verbetert, zijn mechanische
invloeden de oorzaak, bijv.:
- Onbalans van de elektrische machine of van de werkmachine
- Onvoldoende uitlijning van de machinegroep
- Bedrijf van de machine in systeemresonantie. Systeem = motor, basisframe,
fundering, ...
LET OP
Beschadiging van de machine
Als de trillingswaarden tijdens gebruik volgens DIN ISO 10816‑3 niet worden
nageleefd, kan de machine onherstelbaar worden beschadigd.
● Houd u aan de trillingswaarden volgens DIN ISO 10816-3.
voorhanden zijnde stilstandverwarming in de bedrijfspauzen in. Zo vermijdt u de vorming
van condenswater.
inschakelen. Daarmee vermijd u schade aan de wikkelingsisolatie.
SIMOTICS FD 1LP1
Bedieningshandleiding 01/2019