Montage
5.2 Montage voorbereiden
Grenswaarden voor de isolatieweerstand van de statorwikkeling
De volgende tabel geeft de meetspanning en de grenswaarden voor de isolatieweerstand aan.
Deze waarden komen overeen met de aanbevelingen volgens IEEE 43‑2000.
Tabel 5-1
U
N
U
meet
R
C
Omrekenen naar de referentietemperatuur
Als bij andere wikkelingstemperaturen dan 40 °C wordt gemeten, rekent u de meetwaarde met
behulp van de volgende vergelijkingen uit IEEE 43‑2000 om naar de referentietemperatuur
40 °C.
(1)
(2)
Daarbij wordt een verdubbeling, resp. halvering van de isolatieweerstand bij een
temperatuurverandering van 10K als uitgangspunt genomen.
● Per 10 K temperatuurstijging wordt de isolatieweerstand gehalveerd.
● Per 10 K temperatuurdaling wordt de isolatieweerstand verdubbeld.
52
Isolatieweerstand van de statorwikkeling bij 40 ℃
U
N
V
U ≤ 1000
1000 ≤ U ≤ 2500
2500 < U ≤ 5000
5000 < U ≤ 12000
U > 12000
= nominale spanning, zie vermogensplaatje
= DC-meetspanning
= minimale isolatieweerstand bij een referentietemperatuur van 40 °C
R
K
R
=
·
C
T
T
K
= (0,5)
(40-T)/10
T
R
Isolatieweerstand omgerekend naar referentietemperatuur 40 °C
C
K
Temperatuurcoëfficiënt volgens vergelijking (2)
T
R
Gemeten isolatieweerstand bij meet- / wikkelingstemperatuur
T
40
Referentietemperatuur in °C
10
Halvering / verdubbeling van de isolatieweerstand met 10 K
T
Meet- / wikkelingstemperatuur in °C
U
meet
V
500
500 (max. 1000)
1000 (max. 2500)
2500 (max. 5000)
5000 (max. 10000)
Bedieningshandleiding 01/2019
R
C
MΩ
≥ 5
100
T in °C
SIMOTICS FD 1LP1