5.3.6
Aangedreven elementen monteren
Balanceertype
De rotor is statisch uitgebalanceerd. Bij aseinden met inlegspieën wordt het soort balancering
aangegeven door middel van een markering aan de kopkant van de DE-zijde van het aseinde:
● Kenteken "H" betekent uitbalancering met een halve inlegspie
● Kenteken "F" betekent uitbalancering met een hele inlegspie
Aandrijfelementen optrekken
● Voorwaarden:
● Optrekken:
SIMOTICS FD 1LP1
Bedieningshandleiding 01/2019
Afbeelding 5-1
Soort balancering aan de DE-zijde
– De kopperling resp. het aangedreven element moet voor het specifieke geval van het
bedrijf geschikt bemeten zijn.
Neem de gegevens van de fabrikant van de koppeling in acht.
– Let op het juiste balanceertype van het afdrijfelement volgens het balanceertype van de
rotor.
– Gebruik alleen klaar geboorde en gebalanceerde afdrijfelementen. Controleer de
boringsdiameter en de balanstoestand voor het optrekken. Reinig het asuiteinde
grondig.
– Verwarm de aandrijfelementen voordat u ze monteert, om ze ruimer te maken. Kies het
temperatuurverschil van de opwarming volgens de diameter van de koppeling, de
passing en de werkstof. Let op de gegevens van de fabrikant van de koppeling.
– Plaats en verwijder de aandrijfelementen alleen met geschikte inrichtingen. Trek het
afdrijfelement in een trek ofwel via de schroefdraadopening aan de kopkant in de as op,
of door het element manueel op te schuiven.
– Vermijd hamerslagen om de lagering niet te beschadigen.
5.3 Machine op de inzetplaats hijsen en positioneren
Montage
57