Instellen vanaf het systeemmenu > Systeemmenu-instellingen
Item
Netwerkinstellingen
Hostnaam
Proxy
Instel. bedraad netwerk
Protocolinstellingen
Ping
Bonjour
IP-filter (IPv4)
IP-filter (IPv6)
IPSec
Netwerk opnieuw
opstarten
Connectiviteit
Overige
Beveiligingsinstellingen
Inst.vergrendel.interface
Machinebeveiligingsinstel
lingen
Systeemstempel
Netwerk
Taakaccounting
Uitgebr. functie toevoegen
Optionele functie
Instellen/Onderhoud
Aanpassen afbeelding
Gedragsaanpassing
Overige
*1 De instellingen bij het invoeren of uitvoeren van het papier.
*2 De instellingen bij het aanpassen van het beeld.
Configureren van de systeeminstellingen van het apparaat.
De hostnaam van het apparaat controleren.
De proxy instellen voor de internetverbinding vanaf een
uitgebreide functie.
Instellingen voor bedraad netwerk configureren.
Protocolinstellingen configureren.
Controleert of communicatie met de bestemming door invoeren
van de hostnaam of het IP-adres van de bestemming mogelijk is.
Kiezen of u Bonjour wilt gebruiken.
IP-filters configureren (IPv4).
IP-filters configureren. (IPv6).
Kiezen of u IPSec wilt gebruiken.
Het netwerk wordt opnieuw opgestart.
Instellingen configureren voor Bluetooth en externe bediening.
Het apparaat opnieuw opstarten.
Het apparaat opnieuw opstarten zonder de hoofdschakelaar uit te
zetten. Gebruik dit voor het verhelpen van een onstabiele werking van
het apparaat. (Net als bij het opnieuw opstarten van de computer.)
Configuratie van de beveiligingsinstellingen.
Hiermee kunt u dit apparaat beschermen door de koppeling met
externe apparatuur te blokkeren, zoals USB hosts of optionele
interfaces.
Configuratie van de machinebeveiligingsinstellingen.
Instellingen configureren voor header, footer en stempel.
Beveiligingsinstellingen configureren op het netwerk.
Instellingen configureren met betrekking tot het apparaatbeheer.
Taakaccounting:
Taakaccounting inschakelen (pagina 16-30)
U kunt de uitgebreide functie gebruiken die op dit apparaat
geïnstalleerd is.
U kunt de optionele functies gebruiken die op dit apparaat
geïnstalleerd zijn.
Instellen van de afdrukkwaliteit en onderhoud van het apparaat.
*2
Beeldaanpassing uitvoeren
Gedragsaanpassing van dit apparaat uitvoeren
Overige aanpassingen.
Beschrijving
15-5
Referentie-
pagina
pagina 15-51
pagina 15-51
pagina 15-52
pagina 15-53
pagina 15-55
pagina 15-59
pagina 15-59
pagina 15-59
pagina 15-59
pagina 15-60
pagina 15-60
pagina 15-60
pagina 15-60
pagina 15-61
pagina 15-61
pagina 15-61
pagina 15-64
pagina 15-71
pagina 15-71
pagina 20-2
pagina 20-4
pagina 15-72
pagina 15-72
pagina 15-73
pagina 15-74