Inhoudsopgave
Advertenties
11 - Problemen en storingen - Oplossingen
PROBLEEM
BEVEILIGING BALK
FOLIE BIJNA OP
[FILM BIJNA OP]
114
EINDE FOLIE
[FILM IS OP]
STORING B1
VOLLOOP UITVOER
STORING WIKKELMOTOR
TE LAGE TEMP. BALK
[TE LAGE TEMPERATUUR
BALK]
OORZAAK
Interventie
van
de
veiligheidssensoren van
de lasstang.
De folie op de spoel is
bijna op.
De folie is opgebruikt.
De lasstang slaagt er
niet in de ingestelde
temperatuur
te
bereiken.
De fotocel bij de uitgang
blijft het product zien.
Het systeem voor de
afwikkeling van de folie
werkt niet correct.
De lasstang slaagt er
niet in de ingestelde
temperatuur te halen.
GEVOLG
De
lasstang
wordt
belemmerd
door
een
voorwerp.
De veiligheidssensoren
werken niet correct.
Door
de
parameter
"Activering alarm einde
spoel" in te stellen op ≠0
wordt aangegeven dat
de laatste eindjes folie
gebruikt worden.
De machine meldt dat de
spoel
met
folie
opgeraakt, aan de hand
van het blauw lampje op
de lichtzuil.
Als de sensor van de
bakken na een lascyclus
niet in werking treedt,
meldt de machine het
alarm.
Weerstand doorgebrand.
Relais
60.KA.3
werkt
niet.
De machine stopt in de
modaliteit PAUZE. De
machine
herstart
automatisch.
De
machine
gaat
in
alarm wanneer een van
de
motoren
van
de
afwikkelinriching van de
spoel te lang actief blijft.
Het probleem kan te
wijten
zijn
aan
laagspanning.
Temperatuurproblemen
met de sonde.
OPLOSSING
Verwijder
eventuele
hindernissen
die
mechanische werking van de
lasstang verhinderen.
Controleer de werking van de
veiligheidssensoren 52.SQ.4
-
52.SQ.5
en
relatieve
bedrading.
Controleer of de folie correct
afgewikkeld wordt en vervang
de spoel.
Controleer of de sensoren
51.B.1
-
51.B.2
perfect
werkzaam zijn.
Opmerking -
na de spoel
vervangen te hebben moet
gedurende 3 seconden op de
toets "STOP" gedrukt worden
om het alarm te resetten.
Vervang de foliespoel.
Controleer
de
sensoren
50.SQ.4-50.SQ-5.
Opmerking -
na de spoel
vervangen te hebben moet
gedurende 3 seconden op de
toets "STOP" gedrukt worden
om het alarm te resetten.
Controleer de weerstand en
vervang als dat nodig is.
Controleer het thermokoppel
van de weerstand.
Controleer de bedrading.
De accumulatiefunctie wordt
geactiveerd
in
het
menu
"SYSTEEMPARAMETERS"
van het submenu "STROOM",
door een willekeurige waarde
verschillend van 0 in te voeren.
Controleer of de folie correct
afgewikkeld wordt.
Controleer de sensoren van
de bakken 50.SQ.4 - 50.SQ.5
Controleer de weerstand.
Controleer de werking van
relais 60.KA.3.
Controleer het thermokoppel.
de
Advertenties
Inhoudsopgave
