Programmering
130
- Bron overbelast E14: Neemt de overbelast-melding van de bronpomp / ventilator
aan. Zodra het contact sluit, schakelt de regelaar de warmtepomp uit. Om de
warmtepomp weer in bedrijf te nemen, moet de minimale stilstandtijd verlopen
zijn.
Wordt de overbelastingsbron binnen de vooraf ingestelde "duur van de storings-
herhaling" meermaals aangesproken, dan blokkeert de regelaar de warmtepomp.
Hij kan alleen door ontgrendeling weer in bedrijf genomen worden.
- Druk bew bron E26: Neemt het signaal van de drukbewaking van de bron aan. Sluit
het contact bij draaiende bronpomp voor minstens 3 sec. en is de vooraf ingestelde
bewaking (constant of alleen in verwarmingsbedrijf) actief, alsmede de voorloop-
tijd verlopen, dan wordt de warmtepomp uitgeschakeld.
Na verlopen van de "minimale stilstandtijd" start de warmtepomp opnieuw. Wordt
de doorstroombewaking binnen de "duur van de storingsherhaling" opnieuw aan-
gesproken, dan gaat de warmtepomp in storing en kan alleen door ontgrendeling
weer in bedrijf genomen worden.
Bij de BSW 6-21 B vast op EX4 geparametreerd.
- Stromings bew bron E15: Neemt het signaal van de doorstroombewaking van de
bron aan. Sluit het contact bij draaiende bronpomp voor minstens de ingestelde
vertraging (2895) en is de vooraf ingestelde bewaking (constant of alleen in ver-
warmingsbedrijf) actief, alsmede de voorlooptijd verlopen, dan wordt de warm-
tepomp uitgeschakeld.
Na verlopen van de "minimale stilstandtijd" start de warmtepomp opnieuw.
Spreekt de stromingsbewaking binnen de "duur van de storingsherhaling" op-
nieuw aan, dan gaat de warmtepomp in storing,
- Stromingsbew verbr E24: Neemt het signaal van de doorstroombewaking van de
verbruiker aan. De doorstroombewaking werkt alleen wanneer de condensator-
pomp. De compressor start niet wanneer het bewakingssignaal na verlopen van
de voorlooptijd en de ingestelde vertraging (2895) ophanden is.
Na verlopen van de "minimale stilstandtijd" start de warmtepomp opnieuw.
Spreekt de stromingsbewaking binnen de "duur van de storingsherhaling" op-
nieuw aan, dan gaat de warmtepomp in storing,
Hij kan alleen door ontgrendeling weer in bedrijf genomen worden.
- Handmatig ontdooien E17: Door bedienen van de overeenkomstig vastgelegde EX-
ingang wordt het handmatig ontdooien van de warmtepomp in werking gesteld.
- Verzamelstoring WP E20: Neemt een centrale storing aan en zorgt ervoor dat de
warmtepomp in storing gaat. Om de warmtepomp weer te starten, moet de cen-
trale storing vervallen en de "min. stilstandtijd" (2843) moet verlopen zijn.
- Storing softstarter E25: Neemt de storingsmelding van de compressor-softstarter
aan. Bij actieve storing schakelt de regelaar de compressor uit. Wanneer de sto-
ringsmelding vervalt, is de warmtepomp weer vrijgegeven. Bij de WGB 2N vast op
EX5 geparametreerd.
- Lage drukbewaking E9: Ingang van een lage druk-pressostaat. Bij de BLW vast op
EX6 geparametreerd.
- Hoge drukbewaking E10: Ingang van een hoge druk-pressostaat. Bij de BLW vast
op EX7 geparametreerd.
- Overbelasting compr 1 E11: Ingang van een overbelasting-beveiligingsignaal
(230V) op de compressor.
- Fout-/alarmmelding: Ingang van een extern storing -/alarmsignaal (230V).
Draaistroom
Voor de draaistroombewaking moeten de drie fases op steeds een ingang Ex5, Ex6
en Ex7 in de correcte volgorde L1, L2, L3 aangesloten zijn. De regelaar bewaakt de
chronologische volgorde van de drie fases. Een fasenasymmetrie, een fasenonder-
breking of te lage nominale spanning van één of meerdere fases worden als driefa-
senstoring beschouwd.
369738 04.10