Buffer geforc laden
(2911)
Doorlading bufferreservoir
(2912)
Tijdens comp bedrijf
(3006)
In passief koelbedrijf
(3007 )
Streefwaardereductie
bedr
(3008)
Autocorr WP condens'voeler
(3030)
369738 04.10
- Geblokkeerd: De warmtepomp wordt voor de buffer geforceerde lading niet in
bedrijf genomen.
- Vrijgegeven: De warmtepomp mag voor de buffer geforceerde lading in bedrijf
genomen worden.
- Uit: De warmtepomp is geblokkeerd tot het bufferreservoir door een andere
warmte-opwekker helemaal doorgeladen is. Hij wordt alleen vrijgegeven wan-
neer te weinig energie voor de voorziening van de actuele warmtebehoefte klaar
staat (bedieningsveld 4720, "Auto opwekkerblokkering").
- Aan: De warmtepomp is bij een doorladen van het bufferreservoir vrijgegeven.
Legt vast of de passieve koeling plaats mag vinden, wanneer de compressor in be-
drijf is (bijv. voor tapwater-lading).
- Passief koelen uit: Tijdens compressorbedrijf is de passieve koeling geblokkeerd.
- Passief koelen in: Tijdens compressorbedrijf is de passieve koeling vrijgegeven.
- Condensatorpomp uit: De condensatorpomp is tijdens het passieve koelbedrijf
uitgeschakeld.
- Condensatorpomp aan: De condensatorpomp is tijdens het passieve koelbedrijf
ingeschakeld.
koel-
Om de retourstreefwaarde voor het actieve koelbedrijf te behouden, wordt de ac-
tuele aanvoerstreefwaarde (conform koelkarakteristiek) met de hier ingestelde
waarde verhoogd.
Is de instelling 0, dan moet bij systemen die op de retour regelen, de koelkarakte-
ristiek op de retour gebaseerd ingesteld zijn.
Met deze functie kunnen de beide WP-voelers B21 (WVF) en B71 (WRF) gecorrigeerd
en op elkaar afgestemd worden, om voelertoleranties af te stemmen en daardoor
een nauwkeurige JAZ-berekening te verkrijgen.
- Nu: Met deze instelling kan de automatische voelercorrectie onmiddellijk in
werking gesteld worden. Bij het afstellen wordt de "correctie WP aanvoervoeler"
aan de hand van het gemeten temperatuurverschil tussen aanvoer- en retour-
voeler ingesteld.
Tijdens de EW-blokkering wordt het elektrische element in de aanvoer ook geblok-
keerd. Om te zorgen dat de afstelling uitgevoerd wordt, moeten beide voelerwaar-
den tussen de 5°C en 50°C liggen, en mogen max. 3°C verschil vertonen.
- Na de pompvoorloop: Eerst wordt gedurende 8 min. de condensatorpomp KSP
(Q9) ingeschakeld en aansluitend de afstelling uitgevoerd.
Om te zorgen dat de condensatorpomp ingeschakeld wordt, activeert de regelaar
automatisch de functie "relaistest Q9". Ondertussen worden het sleutelsymbool
en de speciale bedrijfsmodus "uitgangstest" aangegeven. De voorlooptijd kan niet
ingesteld worden.
Tijdens de pompvoorloop kan te allen tijde door kiezen van "nu" de correctie on-
middellijk afgedwongen worden. Met "uit" wordt de voorloop zonder correctie
afgebroken.
Wordt een afstelling van de absolute temperatuur gewenst, dan moet voor de
automatische correctie de retourvoeler B71 handmatig afgesteld worden. De
correctiewaarde van de retourvoeler wordt bij de automatische correctie niet
veranderd.
Programmering
109