Wees extra voorzichtig bij het afrijden van hellingen met ongelijke of
gladde ondergrond (bijvoorbeeld gras, kiezels, zand, ijs of sneeuw).
Bij het afrijden van hellingen kan de zitting met de kantelfunctie (indien
aanwezig) weer in horizontale stand worden gezet, zodat de gebruiker
rechtop in de rolstoel zit.
Rijd nooit van hellingen met een hellingshoek groter dan 10°. Dit kan
oncontroleerbaar gedrag van de rolstoel tot gevolg hebben. Dit kan leiden
tot materiële schade of persoonlijk letsel. (Dynamische
7176-2= 6°).
Wanneer de zitting met de zitlift omhoog is gebracht en de hoek of positie
van de rugleuning is aangepast, heeft dit grote invloed op de stabiliteit van
de rolstoel tijdens het rijden op hellingen. Zorg dat de zitting in de optimale
positie voor de rijomstandigheden staat om kantelen te voorkomen.
Wanneer de zitting met de zitlift omhoog is gebracht en de hoek of positie
van de rugleuning is aangepast, heeft dit grote invloed op de stabiliteit van
de rolstoel tijdens het rijden op hellingen. Zorg dat de zitting in de optimale
positie voor de rijomstandigheden staat om kantelen te voorkomen.
14.8 Helling oprijden
Rijd altijd langzaam en voorzichtig wanneer u een helling op rijdt. Voorkom
snelle stuurbewegingen en zorg ervoor dat de rijsnelheid nooit hoger is dan de
snelheid waarbij u de rolstoel nog veilig kunt besturen. Probeer gaten en
drempels zoveel mogelijk te vermijden. Rijd langzaam en voorzichtig.
stabiliteit volgens ISO
79