Onjuist aangebrachte veiligheidsgordel Juist aangebrachte veiligheidsgordel
Zorg ervoor dat aan de volgende voorwaarden is voldaan om een veilig
transport te garanderen:
- Wanneer de gebruiker tijdens het vervoer in de rolstoel zit, moet deze,
waar mogelijk, in voorwaartse rijrichting worden geplaatst en worden
vastgezet conform de instructies die de fabrikant heeft opgesteld voor
het vastzetten van rolstoelen en gebruik van veiligheidsgordels.
- Deze rolstoel is geschikt voor vervoer in voertuigen en voldoet aan de
prestatie-eisen voor in voorwaartse rijrichting geplaatste rolstoelen in
geval van een frontale botsing. Het gebruik van andere configuraties in
een voertuig is niet getest.
- De rolstoel is dynamisch getest in voorwaartse rijrichting met een
testpop die zowel de heup- als schoudergordel draagt.
- Gebruik zowel de heup- als schoudergordel om de kans te beperken
dat de gebruiker met zijn hoofd of borst een onderdeel van het voertuig
raakt.
- Overige aanvullende uitrusting van de rolstoel moet, indien mogelijk,
tijdens het vervoer worden bevestigd aan of worden verwijderd van de
rolstoel en worden opgeslagen in het voertuig, om te voorkomen dat die
bij een botsing kan loskomen en letsel kan toebrengen aan de
inzittenden.
- Positioneringshulpmiddelen mogen niet als veiligheidsgordel worden
gebruikt in een rijdend voertuig, tenzij ze gelabeld zijn in
overeenstemming met de eisen in ISO 7176-19:2008.
- Na betrokkenheid bij een voertuigbotsing dient de rolstoel door een
vertegenwoordiger van de fabrikant te worden geïnspecteerd voordat de
rolstoel weer kan worden gebruikt.
112