Inhoudsopgave
Advertenties
Inbedrijfstelling
7.4
Afregelen van de druksensor
Op verschillende punten in het meetprogramma heeft de gebruiker de mogelijkheid, de
druksensoren af te regelen - op enkele punten is het afregelen van de druksensoren absoluut
noodzakelijk om verder te kunnen gaan met het programma. Het afregelen van de druksensoren
verloopt altijd hetzelfde. Op de betreffende punten in de programmabeschrijving wordt verwezen
naar de hier samengestelde uitvoeringen.
Het afregelen van de druksensoren bestaat uit het afregelen van de druksensoren op de
atmosferische druk. Het programma gaat er vanuit, dat de stijging van de druksensorkarakteristiek
via het te meten drukbereik 0 ... 12 bar lineair verloopt.
Het meetprogramma onderscheidt 5 druksensoren:
•
Druksensor 1: externe sensor, die aan de uitgang "Druksensor 1" van de CTU wordt
toegewezen
•
Druksensor 2: externe sensor, die aan de uitgang "Druksensor 2" van de CTU wordt
toegewezen
•
Druksensor 3: externe sensor, die aan de uitgang "Druksensor 3" van de CTU wordt
toegewezen
•
Druksensor 4: interne sensor, die bij de stuurdrukuitgang van de simulator na de reductie
(doorsnede 4,0 tot 4,3 mm) is aangebracht en de remdruk naar de gele koppelingskop van de
aanhangwagen bij metingen bij de aanhangwagen meet
Druksensor 5: interne sensor, die bij de tank (30 liter) in de simulator is aangebracht en de
•
aanhangwagenvoorraaddruk in de tank van de simulator bij aanhangwagenmetingen meet
•
De druksensoren 1 tot 3 lijken op elkaar. De nummering gebeurt na aansluiting op de CTU.
Externe druksensoren zijn sensoren, die op de CTU worden aangesloten. Aangezien hier na
elke meetopbouw of -ombouw een verwisselingsgevaar bestaat, moeten na het laden van het
meetprogramma een kalibrering van de externe druksensoren vereist.
Interne druksensoren zijn sensoren, die vast in de simulator zijn ingesteld. Omdat hier geen
verwisselingsgevaar bestaat, moet - vóór de meting - is het afregelen van de druksensoren dagelijks
vereist.
7.5
Spanningsvoeding
De CTU moet tijdens de meting worden gevoed met spanning. De vereiste spanningsvoeding is
afhankelijk van het gewenste gebruik van de CTU en van het te testen voertuig.
De spanningsvoeding kan door de motorwagen of via een externe spanningsbron, zoals de
WABCO-Power-koffer, worden gewaarborgd.
7.5.1
Voeding via een poort volgens ISO 7638 door motorwagen
Bij motorwagens die een poort volgens ISO 7638 hebben, kan - net zoals bij aanhangwagens die
een poort volgens ISO 7638 hebben en via motorwagens of accuwagens hun spanningsvoeding
krijgen - de voedingsspanning voor de regelelektronica van de CTU worden afgetakt. Zo kan een
breed spectrum voertuigen met conventionele remmen, evenals motorwagens die via EBS worden
geremd compleet worden getest. Voor de controle van aanhangwagens die via EBS worden geremd
gelden echter beperkingen, omdat hier de onderspanningstest volgens UNECE R13, bijlage 17,
punt 4.2.2.2.1.2 en de controle van de inschakelvolgorde van de verklikkerlampjes niet zonder meer
mogelijk zijn.
31
Advertenties
Inhoudsopgave
