6. Installatie
6.7
Elektrische aansluitingen
39
6.7.1.
Aanbevelingen
WAARSCHUWING
De elektrische aansluitingen moeten altijd
4
spanningsloos worden uitgevoerd en alleen door
erkende installateurs.
De ketel is volledig voorbedraad. De interne
4
aansluitingen van het bedieningspaneel niet
wijzigen.
Voer een aarding uit alvorens de elektriciteit aan te
4
sluiten.
Voer de elektrische aansluitingen van de ketel uit volgens:
4 De voorschriften van de geldende normen.
4 De elektrische aansluiting moet voldoen aan de voorschriften van
het algemene reglement betreffende elektrische installaties
(AREI).
4 De aanwijzingen van de met de ketel meegeleverde elektrische
schema's.
4 De aanbevelingen in de handleiding.
OPGELET
Scheid de sensorkabels van de 230V kabels.
4
Buiten de verwarmingsketel: Gebruik 2
4
kabelleidingen met een tussenafstand van ten minste
10 cm.
6.7.2.
Besturingsautomaat
De ketel is geheel voorbedraad. Het apparaat wordt van stroom
voorzien via de aansluitkabel C op het spanningsnet. Alle andere
uitwendige aansluitingen kunnen uitgevoerd worden met behulp van
de aansluitstekkers (laagspanning). In de tabel zijn de belangrijkste
eigenschappen van de besturingsautomaat opgesomd.
Voedingsspanning
Hoofdzekeringwaarde F1(230 VAC) 6.3 AT
Zekeringwaarde F2(230 VAC)
Ventilator
OPGELET
Neem de polen die op het klemmenbord zijn aangegeven
in acht: fasegeleider (L), nulgeleider (N) en aardgeleider
*.
MCA 45 - 65 - 90 - 115
230 VAC/50 Hz
2 AT
230 VAC
060815 - 123900-07