Vibratiecontrole
1. Doorloop langzaam het volledige toerentalgebied. Let hierbij op de motor.
2. Verberg in het menu "P-DRIVE DATA/fno1" en " P-DRIVE DATA/fno2" twee
7.5
Controleren met motor, gekoppeld aan de werkmachine
Voer de volgende tests uit met de werkmachine.
De meting moet worden uitgevoerd bij een zo groot mogelijke werkfrequentie en belasting. Bij
een grotere afwijking dient u contact op te nemen met de fabriek.
Symmetrie van net- en motorstroom
1. Gebruik een stroommeettang om de netstroom en de motorstroom te meten. Afhankelijk
2. Let er op dat in alle drie netfasen dezelfde stroom vloeit met een afwijking van max. 5%
3. Hetzelfde geldt bij alle motorfasen met een afwijking van max. 2%. Controleer bij parallel
Lastafhankelijke meetwaarden controleren
● Controleer de motorstroom met gekoppelde werkmachine.
● Controleer of de motorstroom op de display in stationair bedrijf, dus zonder versnellen of
Meetwaarden documenteren, parameterbestand opslaan.
Documenteer tijdens de inbedrijfstelling alle gemeten waarden in een meetverslag en sla de
parameters van de omvormer via de software "IMS" op.
Montage- en bedieningshandleiding typereeks I06/07
Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0643-002
– Wanneer bij een bepaald toerental vibraties optreden, moet u overleggen met de
fabrikant van de motor. Indien nodig kan deze frequentie worden verborgen.
frequentiebanden met een minimum- en een maximumwaarde, deze zullen dan stationair
niet meer worden doorlopen.
van het type en de kwaliteit van de stroommeettang wijkt de gemeten waarde af van de
weergegeven waarde op de display.
van de normstroom van de omvormer. Zo kunt u zien of er schadelijke asymmetriëen in de
netspanning aanwezig zijn.
aangelegde kabels ook de stroomverdeling op de verschillende aders. Hierbij kunt u onjuist
aangesloten verbindingen of schade aan de motor vaststellen.
afremmen, niet groter is dan de motorstroom op het typeplaatje.
7.5 Controleren met motor, gekoppeld aan de werkmachine
Inbedrijfstelling
73