3. Zet de gashendel op SNEL.
Opmerking: Als u de aftakas inschakelt met
de gashendel op halfgas of minder, zullen de
aandrijfriemen overmatig slijten.
4. Trek de aftakasschakelaar uit om de aftakas in te
schakelen (Figuur 15).
1. Aftakas – AAN
Aftakas uitschakelen
Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar op
UIT (Figuur 15).
Het Veiligheidssysteem
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de motor
alleen mogelijk te maken wanneer:
•
De parkeerrem in werking is gesteld.
•
De aftakas is uitgeschakeld.
•
De rijhendels in de vergrendelde neutraalstand staan.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor wordt
gestopt wanneer de tractiehendels uit de vergrendelstand
Figuur 15
2. Aftakas – UIT
worden gezet als de parkeerrem in werking is gesteld of als u
de bestuurdersstoel verlaat terwijl de aftakas is ingeschakeld.
De urenteller is voorzien van symbolen om de gebruikers
op de hoogte te stellen als het veiligheidssysteem in de juiste
stand staat. Als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand
bevindt, wordt er een driehoekje verlicht in het betreffende
hokje.
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt
Veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende servicedealer.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking en schakel de aftakas in. Probeer de motor
te starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking en schakel de aftakas uit. Beweeg een van
beide rijhendels (uit de vergrendelde neutraalstand).
Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet
gaan draaien. Beweeg nu de andere rijhendel.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels
in de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor.
Als de motor loopt, moet u de parkeerrem vrijzetten
en de aftakas inschakelen. Kom iets overeind uit de
bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
in werking, schakel de aftakas uit en zet de rijhendels in
de vergrendelde neutraalstand. Start nu de motor. Als
de motor loopt, centreert u een van beide rijhendels en
beweegt u deze (vooruit of achteruit). De motor moet
nu stoppen. Herhaal deze procedure bij de andere
rijhendel.
5. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem
buiten werking, schakel de aftakas uit en zet de
rijhendels in de neutraalstand. Probeer de motor te
starten; de motor mag nu niet gaan draaien.
22
Figuur 16