Bijlage
Verklaring van de begrippen
Koelfuncties
Afhankelijk van het type warmtepomp en de geïnstal-
leerde accessoires worden de koelfuncties "natural
cooling "en "active cooling "ondersteund.
Brine/water-warmtepompen:
"Natural cooling"
■
Bij deze koelfunctie wordt het temperatuurniveau van
de bodem direct naar het verwarmings-/koudecircuit
of het afzonderlijke koudecircuit overgedragen. In
vergelijking tot "active cooling "staat bij "natural coo-
ling "een geringere koelvermogen ter beschikking.
Omdat de compressor daarbij buiten werking is, is
de functie zeer efficiënt qua energie en daarom erg
geschikt voor permanente koeling.
"Active cooling"
■
Als het koelvermogen van "natural cooling "niet vol-
staat en als de nodige accessoires zijn geïnstalleerd,
kan de regeling automatisch naar de actieve koel-
werking ("active cooling") schakelen.
Bij actieve koeling wordt de temperatuur van het in
de bodem afgekoelde warmteoverdrachtsmedium
door de warmtepomp verder verlaagd, alvorens het
naar het verwarmings-/koudecircuit of afzonderlijk
koudecircuit wordt overgedragen. Daardoor staat in
vergelijking met "natural cooling "een duidelijk hoger
koelvermogen ter beschikking.
Een continue actieve koeling verbruikt meer stroom,
aangezien hierbij niet alleen de circulatiepompen,
maar ook de compressor in werking zijn.
U kunt de actieve koeling individueel vrijgeven en
blokkeren.
Koellijn
Zie "Stooklijn/koellijn".
Koelcircuit
Zie "CV-/koelcircuits".
Vermogensaanpassing
Bij vermogensgeregelde warmtepompen wordt het toe-
rental van de compressor automatisch aan het vereiste
vermogen aangepast. Vermogensgeregelde warmte-
pompen zijn daarom efficiënter dan warmtepompen
zonder vermogensaanpassing.
Ventilatie
Zie "Gecontroleerde woningventilatie".
102
(vervolg)
Lucht/water-warmtepompen:
■
"Natural cooling"
Is niet mogelijk.
■
"Active cooling"
De koeling vindt plaats via de omkeermodus van de
warmtepomp. Er is een hoger koelvermogen
beschikbaar.
Bij gebruik van eigen stroom kan het opgenomen ver-
mogen van de compressor automatisch aangepast
worden aan het vermogen dat de fotovoltaïsche instal-
latie ter beschikking stelt. Daardoor wordt het gebruik
van eigen stroom geoptimaliseerd.