Geheugenkaarten formatteren
●
Bij het formatteren worden alle gegevens op de geheugenkaart
verwijderd. Voordat u gaat formatteren, kopieert u eerst de beelden
van de geheugenkaart naar een computer, of stelt u de beelden op
een andere manier veilig.
●
Door het formatteren van de geheugenkaart of het wissen van
de gegevens op de geheugenkaart wordt alleen de bestands-
beheerinformatie op de kaart gewijzigd. Hiermee wordt dus niet de
volledige inhoud gewist. Tref voorzorgsmaatregelen wanneer u een
geheugenkaart weggooit, zoals het fysiek vernietigen van de kaart,
om te voorkomen dat persoonlijke informatie wordt verspreid.
●
De totale capaciteit van de geheugenkaart die bij het formatteren wordt
weergegeven op het scherm, kan minder zijn dan de aangegeven
capaciteit.
Low-levelformattering
●
Bij het uitvoeren van een low-levelformattering worden alle gegevens
op de geheugenkaart gewist. Voordat u een low-levelformattering
uitvoert, kopieert u eerst de beelden van de geheugenkaart naar een
computer, of stelt u de beelden op een andere manier veilig.
●
Een low-levelformattering duurt langer dan een standaardformattering,
omdat de gegevens in alle opslaggebieden van de geheugenkaart
worden gewist.
●
U kunt een low-levelformattering van een geheugenkaart annuleren
door [Annuleer] te selecteren. In dat geval zijn de gegevens gewist
maar kunt u de geheugenkaart normaal blijven gebruiken.
Eco-modus gebruiken
●
[
] wordt weergegeven op het opnamescherm wanneer Eco-modus
wordt ingesteld op [Aan].
●
Ongeveer twee seconden nadat u de camera stopt te gebruiken, wordt
het scherm donkerder. Ongeveer tien seconden later wordt het scherm
uitgeschakeld. De camera wordt na ongeveer drie minuten inactiviteit
uitgeschakeld.
●
Als het scherm is uitgeschakeld en de indicator knippert, kunt u het
scherm weer inschakelen en gereedmaken voor het maken van
opnamen door de ontspanknop half in te drukken.
De spaarstand aanpassen
●
Om ervoor te zorgen dat de accu minder snel leeg raakt, kunt u het
beste MENU > tabblad [ 2] > [Spaarstand] > [Automatisch Uit] > [1 min.]
selecteren en [Display uit] instellen op [1 min.] of minder.
●
De instelling van [Display uit] wordt ook toegepast als u [Automatisch
Uit] instelt op [Uitsch.].
●
Energiebesparende functies zijn niet beschikbaar wanneer u Eco-modus
hebt ingesteld op [Aan].
Schermhelderheid
●
Voor maximale helderheid houdt u de knop
ingedrukt terwijl het opnamescherm wordt weergegeven of wanneer
de weergave van één beeld is ingeschakeld. (Hiermee negeert u de
instelling van [Displayheldrh.] op het tabblad [ 2].) Druk nogmaals
minstens een seconde op de knop
of herstart de camera om de
oorspronkelijke helderheid van het scherm te herstellen.
Het opname-informatiescherm aanpassen
●
Voor een kleiner rasterpatroon opent u MENU > tabblad [
[Opname-infoscherm] > [Rasterweergave].
●
Om over te schakelen van een helderheidshistogram naar
een RGB-histogram selecteert u MENU > tabblad [
[Opname-infoscherm] > [Histogram].
Het weergave-informatiescherm aanpassen
●
Een voorbeeld van een aangepast scherm wordt links in het scherm
voor het aanpassen van weergaven getoond.
●
Als u de instellingsdetails van de modus [
u een vinkje [
] toe aan [Infoscherm 2] in MENU > tabblad [
[Weergave-informatiescherm]. Deze instellingsinformatie, gevolgd door
[Infoscherm 2], wordt weergegeven wanneer u op de knop
Draadloze functies/accessoires
Draadloze functies
Accessoires
De camera leren kennen
Voorbereiding en basisuitleg
Opnamen maken
Afspelen
Instellingen
Problemen oplossen
minstens een seconde
Fouten en waarschuwingen
Bijlage
Index
1] >
1] >
] wilt weergeven, voegt
5] >
drukt.
87