Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

➨ Wanner gevaar dreigt dat gevaarlijke of milieubelastende vloeistoffen vrijkomen
voor een opvang- en afvalverwijderingssysteem zorgen.
☞ De gasafvoer (slangkoppeling 10 mm) mag niet geblokkeerd zijn. De leiding voor
het af te voeren gas moet altijd vrij (drukloos) zijn om een ongehinderde uitstoot
van de gassen te kunnen garanderen.
Let op: Koelmiddelleidingen altijd zodanig aanleggen dat er geen condenwaster
op het pompsysteem (in het bijzonder de kabels en elektronica) kan lekken (zie
tevens de IP-beschermingsklasse).
Altijd zorgen voor een vrije koelmiddelafvoer op de emissiecondensator.
Maximaal toegestane druk van het koelmiddel op de emissiecondensator: 6 bar
(absoluut) Retourstroom altijd drukloos.
• Rekening houden met de maximaal toegestane druk van andere in het koelmid-
delcircuit aangesloten componenten (bijv. koelwaterventiel).
• Een ontoelaatbare overdruk in het koelmiddelcircuit (bijv. door geblokkeerde/plat-
gedrukte koelmiddelslangen) voorkomen.
• Een als optie verkrijgbaar koelwaterventiel altijd alleen maar in de aanvoer naar
de emissiecondensator installeren.

Tijdens de werking

➨ Potentieel gevaarlijke gassen en dampen moeten op een geschikte manier via
de uitlaat van de pomp worden afgevoerd en als afval worden behandeld.
☞ Door de grote compressieverhouding van de pomp kan op de uitlaat een hogere
druk ontstaan dan de mechanische stabiliteit van het systeem toestaat. Controle-
ren dat de pompuitlaat noch geblokkeerd noch beperkt is.
☞ Max. omgevingstemperatuur: 40 °C
Bij het gebruik in een behuizing of bij een hoge omgevingstemperatuur voor een
voldoende grote luchtaanvoer zorgen.
Bij een plaatsingshoogte boven de 2.000 m boven NAP (gevaar van een onvol-
doende aanvoer van koellucht) moeten geschikte maatregelen en voorzieningen
worden getroffen.
Rekening houden met de maximaal toegestane druk op de in- en uitlaat.
De pomp mag alleen bij maximaal 1,1 bar druk (absoluut) op de uitlaat worden
gestart, aangezien anders eventueel de motor blokkeert en beschadigd raakt.
Bij het verpompen van condenseerbare dampen de pomp met gasballast laten
draaien om de condensatie van verpompte stoffen (waterdamp, oplosmiddelen,...)
in de pomp te verminderen.
Condensatie in de pomp, evenals waterslag en stof voorkomen, aangezien mem-
branen en ventielen door het permanent verpompen van vloeistoffen of stof bescha-
digd kunnen raken. De pomp van buitenaf regelmatig op verontreinigingen en
afzettingen controleren. De pomp evt. reinigen om een verhoging van de bedrijfs-
temperatuur van de pomp te voorkomen.
Een zelfhoudende thermische wikkelingsbeveiliging schakelt de motor bij te hoge
temperaturen uit.
Let op: Kan alleen handmatig worden gereset. De pomp uitschakelen of de stekker
uit het stopcontact trekken. De oorzaak van de oververhitting opsporen en verhel-
pen. Wacht eerst ca. vijf minuten voordat de pomp weer wordt ingeschakeld.
Het document mag alleen compleet en ongewijzigd worden gebruikt en doorgegeven. De gebruiker heeft de verantwoordelijkheid
te controleren of dit document geldig is voor zijn product.
Pagina 34 van 56

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Me 4c ntMe 4c nt + 2 akMe 8c ntMe 8c nt + 2 akMz 2c ntMz 2c nt + 2 ak ... Toon alles

Inhoudsopgave