6 Montage
6.2 Sensoren
Afb. 6.8:
Gemonteerde sensor- en buisdempingsmatten in reflectieopstelling
1
1 – buisdempingsmatten (in lengterichting geplakt)
2 – reflectiepunt (b.v. flens, lasnaad)
6.2.2.3
Zelfklevende dempingsmatten
• Kies het meetpunt volgens de instructies uit de paragraaf 3.
• Let op de bedrijfstemperatuur van de dempingsmatten, zie technische specificatie, pa-
ragraaf "Dempingsmatten").
• Leg de plaats op de buis vast waarop de dempingsmatten gemonteerd worden:
– Voor buisbuitendiameter < 900 mm, zie 44.
– Voor buisbuitendiameter > 900 mm, zie 46.
• Reinig het oppervlak op de buis dat voor de montage van de dempingsmatten wordt ge-
bruikt:
– Maak een laklaag glad door ze te schuren. De verf hoeft niet volledig verwijderd te
worden.
– Verwijder roest of afgebladderde verf.
– Verwijder vet of stof. Reinig het buisoppervlak met zeepsop.
• Bepaal het aantal en de grootte van de dempingsmatten die gemonteerd worden:
– Voor buisbuitendiameter < 900 mm, zie 44.
– Voor buisbuitendiameter > 900 mm, zie 46.
• Snijd de dempingsmat op de juiste maat.
• Verwijder een gedeelte van de beschermfolie, zie Afb. 6.9.
Afb. 6.9:
De beschermfolie verwijderen
1
1 – beschermfolie
42
1
2020-05-29, UMFLUXUS_G60xV5-3NL
FLUXUS G60x
2