Probleem
1. Als de machine wordt gestart
in de routermodus, geeft het
scherm van de machine 'E5'
van 'AP' weer.
2. Er is geen wifistation en -sig-
naal in de huidige omgeving.
Verbindings-
probleem
3. Als de machine wordt inge-
borduurma-
schakeld, geeft het scherm
chine
'SP' weer, maar er werd geen
verbinding gemaakt.
4. Als het scherm van de machi-
ne 'E1' weergeeft.
5. Als het scherm van de machi-
ne 'E2' weergeeft.
6. Als het scherm van de machi-
ne 'E3' weergeeft.
7. De verbinding is onstabiel, ver-
binding wordt constant onder-
broken.
1. De draadspanning is onjuist.
2. Garen van slechte kwaliteit.
Het borduur-
3. De draad neigt te breken en
resultaat is
snel uit de garenspoel te lopen
niet mooi
bij het gebruik van een bepaald
garentype.
4. Er werd een onjuiste naald-
grootte gebruikt.
5. Niet voldoende steun door te
weinig verstevigend materiaal.
Oorzaak
Correctie
1. De verbinding kon niet ge-
maakt worden omdat de rou-
ter mogelijk niet werkt of het
wachtwoord niet juist is.
A. Als het de eerste instelling
was, controleer dan of het
wachtwoord juist is.
B. Als de routermodus succes-
vol is ingesteld, controleer
dan of de router normaal
werkt en goed is aangeslo-
ten.
2. Maak gebruik van de stan-
daard punt-tot-punt-modus om
verbinding te maken. Hierdoor
krijgt u een directe verbinding
met de machine zonder ge-
bruik te maken van een wifirou-
ter.
3. De spoelwindpen bevindt zich
aan de rechterkant voor het
opwinden van de spoel. Duw
de pen naar links om te naaien.
4. De persvoethendel is niet om-
hoog gezet of moet naar bene-
den worden gezet.
5. De borduurring is niet geplaatst
of moet worden verwijderd.
6. Verwissel de plaat voor rechte
steek.
7. Plaats de machine en het draag-
bare apparaat zo dicht mogelijk
bij het wifistation. Storingen zijn
veel voorkomend als er diverse
draadloze signalen in de omge-
ving zijn; we raden aan over te
schakelen naar verbinding via de
punt-tot-punt-modus.
1. Zet op de juiste draadspan-
ningsinstelling.
2. Kies een garen van betere
kwaliteit en bevestig het garen-
net aan het garen.
3. Bevestig het garennet aan het
garen.
4. Kies een juiste naald bij de
stof.
5. Gebruik juist verstevigend ma-
teriaal dat bij het stoftype past.
94
Referentie
79
81
11
5
5
5
81
86
9
9
18
66