GRENZEN EN VEELHOEKEN
Het tabblad Grenzen en veelhoeken, beschikbaar op elk
navigatiescherm, geeft de opties voor buitengrenzen, binnengrenzen
en veelhoeken weer.
In kaart brengen locatie
Kaartlocatie bepaalt de lay-out van de locatie van waaruit de grens of
veelhoek in kaart zal worden gebracht.
►Standaardlocatie – als u een buitengrens of veelhoek maakt,
bevindt de lijn zich buiten de buitenste actieve boomsectie. Als
u een binnengrens maakt, zal de lijn zich binnen de binnenste
actieve boomsectie bevinden. Als er geen secties actief zijn,
zal de grens worden gemarkeerd tot aan het einde van de
buitenste sectie.
►Gebruikersinvoer – richtingen en afstanden van de rechte
en zijdelingse compensatie vanaf de GNSS-antenne kunnen
door de gebruiker worden gekozen. Er kunnen tot vijf (5)
gebruikersinvoeren worden gemaakt. Zie "Configuratie ->
Inventarisatie en navigatie -> Inventarisatielocatie -> Door
gebruiker ingevoerde inventarisatielocatie" voor meer
informatie.
Toediening is niet vereist om een grens of veelhoek te inventariseren.
Wanneer u een grens of veelhoek vastlegt terwijl er één of meer
boomsecties zijn ingevouwen en uitgeschakeld, dient u deze
configuratie gedurende het rijden langs de grens of veelhoek te
handhaven. Alle wijzigingen van het aantal ingeschakelde secties –
en dus van de breedte van de machine – die plaatsvinden nadat het
proces voor de grens- of veelhoekinventarisatie is gestart, leiden
tot een bewerkingsinventarisatie van de grens of veelhoek langs de
buitenrand van alle geprogrammeerde secties, niet noodzakelijkerwijs
van de secties die op een bepaald moment tijdens het rijden langs de
grens of veelhoek werden ingeschakeld.
Tijdens een grens- of veelhoekinventarisatie waarbij bepaalde
boomsecties zijn uitgeschakeld, dient u BoomPilot in de handmatige
modus
te zetten en de hoofd- en sectieschakelaars voor alle
secties die tijdens het rijden langs de grens of veelhoek worden
gebruikt IN te schakelen. Wanneer u het rijden langs de grens
of veelhoek hebt voltooid, kunnen de sectieschakelaars worden
UITgeschakeld, de hoofdschakelaar blijft AAN en de BoomPilot kan
weer in de automatische modus
de automatische bediening van de sectiecontrole gebruiken.
OPMERKING: Wanneer een begrenzing in kaart wordt gebracht
terwijl een aantal boomsecties zijn ingevouwen
zoals hierboven werd beschreven, moet u mogelijk
het pictogram A+ VERPLAATS
op de richtlijn voor de correcte positionering van
achtereenvolgende ritten in het veld.
®
Pro 570GS • MATRIX
MATRIX
worden gezet. Vervolgens kunt u
gebruiken
Grenzen
Bewerkingsgrenzen bepalen de werkgebieden waar product al dan
niet is toegepast met behulp van ASC of BoomPilot.
– bepaalt een werkgebied waar aanbrengen zal
• Buitengrens
worden toegepast tijdens het gebruik van ASC of BoomPilot.
– bepaalt een werkgebied waar aanbrengen
• Binnengrens
NIET zal worden toegepast tijdens het gebruik van ASC of
BoomPilot.
Grenzen kunnen in alle navigatiefuncties worden vastgesteld. Er kunnen
maximaal 100 buiten- en/of binnengrenzen worden opgeslagen in één
taak. Toediening is niet vereist om een grens te inventariseren.
Een gebruiker kan in Fieldware Link of via de optie Gegevens ->
Taakgegevens -> Beheren taken dupliceren en bewerken, zodat
grenzen voor verschillende toepassingen op hetzelfde veld opnieuw
gebruikt kunnen worden.
Om een buiten- of binnengrens vast te stellen:
1. Rijd naar een gewenste locatie aan de rand van het
bewerkingsgebied en richt het voertuig in samenhang met
de vastgestelde kaartlocatie. Zie "Configuratie -> Kaarten en
navigeren -> In kaart brengen locatie" voor meer informatie.
2. Druk op het tabblad OPTIES GRENZEN EN VEELHOEKEN
om opties voor grenzen en veelhoeken weer te geven.
3. Druk op het pictogram GRENS MARKEREN
4. Controleer of de kaartlocatie correct is.
◄Als de kaartlocatie niet correct is, druk dan op
ga vervolgens naar Configuratie -> Kaarten en navigeren ->
Kaartlocatie.
5. Rijd langs de rand van het bewerkingsgebied.
Gebruik tijdens het rijden indien nodig:
►Grens pauzeren
►Grens hervatten
►Grens annuleren
grens.
6. Om de grens te voltooien:
►Automatisch sluiten – rijd tot binnen één werkgang van het
beginpunt. De grenslijn sluit vervolgens automatisch (de witte
richtlijn wordt zwart).
►Handmatig sluiten – druk op het pictogram GRENS
VOLTOOIEN
om de grens te sluiten met een rechte
lijn tussen de huidige locatie en het beginpunt.
OPMERKING: Als de minimumafstand niet is gereden (vijf keer
de breedte van een werkgang), verschijnt er een foutbericht.
7. Druk op:
►Opslaan – om de grens op te slaan
►Wissen – om de grens te wissen
®
Pro 840GS
.
Annuleren
– pauzeert het markeren van de grens.
– hervat het markeren van de grens.
– annuleert het markeren van een
98-05273-NL R9
en
83