Inhoudsopgave
Advertenties
®
Pro 570GS • MATRIX
MATRIX
►Selecteer QI-waarden – hiermee kan de gebruiker
de minimale kwaliteitsvereisten voor GNSS-positie
(nauwkeurigheidsniveau) configureren zodat FieldPilot Pro of
Pro UniPilot geactiveerd en ingeschakeld kunnen blijven
►Maximale DOP – (vermindering van de precisie) stelt de
maximumwaarde in voor de algemene kwaliteit van een
GNSS-positie, gebaseerd op de satellietgeometrie die wordt
gebruikt om het te berekenen.
Een waarde van 1 tot 2 is uitstekend, 2-5 is goed, 5-10 is matig,
10-20 is voldoende, en alles boven de 20 is slecht.
Voor een optimaal resultaat moet stuurhulp/automatisch sturen
worden uitgevoerd wanneer de DOP beneden de 4 is.
►Transportmodus – wanneer dit is ingeschakeld zijn alle
AutoSteer-functies uitgeschakeld en kunnen niet worden
geactiveerd.
►Onderhoudsmodus – wanneer dit is ingeschakeld is wifi
beschikbaar in de gehele volgende voedingscyclus, (alleen)
zodat een technicus rechtstreeks verbinding kan maken met
de SCM Pro voor onderhoudstaken
►Gebruikersaanwezigheid – schakelreactie
gebruikersaanwezigheid instellen
– Inschakelen – FieldPilot Pro of UniPilot Pro niet mogelijk
wanneer de schakel op OPEN staat. Aanbevolen instelling
ongeacht aan-/afwezigheid van de schakelreactie
gebruikersaanwezigheid.
– Uitschakelen – detectie gebruikersaanwezigheid is
gedeactiveerd en heeft geen invloed op FieldPilot Pro of
UniPilot Pro. Dit is een cruciale veiligheidsfunctie die alleen
moet worden uitgeschakeld wanneer de machinefabrikant
of TeeJet Technologies daartoe opdracht geeft.
4. Druk aan de zijkant op de pijl TERUG
CONFIGURATIE
om terug te keren naar het hoofdmenu van
het configuratiescherm.
Actief voertuig
Het actieve voertuig wordt gemarkeerd met een aantal sterretjes (*).
Dit is het voertuigprofiel dat het FieldPilot Pro-systeem of UniPilot Pro-
systeem momenteel is geprogrammeerd om te gebruiken.
24
www.teejet.com
®
Pro 840GS
Afbeelding 4-26: FieldPilot Pro of UniPilot Pro startscherm voor
of het tabblad
Hellingcorrectie
Wanneer een stuurbedieningsmodule (SCM) of een
hellingcontrolemodule (TGM) aanwezig is, zijn de opties voor
hellingcorrectie beschikbaar. Dit corrigeert het GNSS-signaal om te
compenseren voor fouten in de GNSS-positie tijdens het werken op
heuvelachtig of hellend terrein.
Voor gedetailleerde configuratie-instructies kunt u uw specifieke
installatiehandleiding voor stuurhulp/automatisch sturen of
hellingconfiguratie raadplegen.
1. Druk aan de zijkant op het tabblad CONFIGURATIE
2. Druk op
3. Selecteer of hellingcorrectie is in- of uitgeschakeld.
4. Wanneer het is ingeschakeld, selecteert u
hellingcorrectie te kalibreren.
5. Druk aan de zijkant op de pijl TERUG
CONFIGURATIE
het configuratiescherm.
instellingen
Hellingcorrectie
.
om terug te keren naar het hoofdmenu van
.
Veldniveau
om de
of het tabblad
Advertenties
Inhoudsopgave
