®
Pro 570GS • MATRIX
MATRIX
Opties voor achteruitrichting
De achteruitrichtingopties worden gebruikt wanneer een
achteruitrichtingmodule of SCM Pro (Besturingscontrolemodule
Pro voor FieldPilot Pro/UniPilot Pro) wordt toegevoegd aan een
configuratie. Dit maakt bewerkingsinventarisatie/-beheersing en
navigatie op het scherm mogelijk tijdens het achteruitrijden.
OPMERKING: Voor meer informatie, zie "Achteruitrichtingmodule" in
het hoofdstuk Werktuig van deze handleiding.
1. Druk aan de zijkant op het tabblad CONFIGURATIE
Werktuig
2. Druk op
.
3. Selecteer:
►BoomPilot toestaan tijdens achteruitrijden [indien
beschikbaar] – gebruikt om de BoomPilot-functie in te
schakelen tijdens het achteruitrijden
►Vertraging achteruitsignaal – gebruikt om de vertraging in te
stellen bij het omschakelen van vooruit naar achteruit of van
achteruit naar vooruit, waarna het voertuigpictogram op een
navigatiescherm van richting verandert
4. Druk aan de zijkant op de pijl TERUG
CONFIGURATIE
om terug te keren naar het hoofdmenu van
het configuratiescherm.
Afbeelding 4-10: Opties voor achteruitrichting
16
www.teejet.com
®
Pro 840GS
Kaarten en navigeren [lichtbalk]
Inventarisatie en navigatie-opties worden gebruikt voor het
configureren van de inventarisatielocatie, navigatiebreedte en
spoorfout, die op de lichtbalk worden getoond. Er kan een optionele
externe lichtbalkmodule (ELM) worden gebruikt om extra navigatie-
informatie te verstrekken.
OPMERKING: In vorige softwareversies werd deze functie aangeduid
● Kaarten en navigatie [alleen console] – gebruikt om de
.
● Kaarten en navigatie [met een externe lichtbalk] – gebruikt voor
Afbeelding 4-11: Kaarten en navigeren
of het tabblad
Kaarten en navigeren [alleen console]
1. Druk aan de zijkant op het tabblad CONFIGURATIE
2. Druk op
3. Selecteer:
►Kaartlocatie – bepaalt de lay-out van de locatie van waaruit de
►Navigatiebreedte – gebruikt om de afstand tussen de richtlijnen
►LED-helderheid – gebruikt om de helderheid van de LED's aan
als "Lichtbalk".
kaartlocatie, navigatiebreedte en navigatiegevoeligheid/
spoorfout, die op de navigatiebalk op het scherm worden
getoond, te configureren
het configureren van een optionele externe lichtbalkmodule
(ELM), die extra navigatie-informatie verstrekt.
Kaarten en navigeren
.
grens of veelhoek in kaart zal worden gebracht.
● Standaardlocatie – als u een buitengrens of veelhoek
maakt, bevindt de lijn zich buiten de buitenste actieve
boomsectie. Als u een binnengrens maakt, zal de lijn zich
binnen de binnenste actieve boomsectie bevinden. Als er
geen secties actief zijn, zal de grens worden gemarkeerd tot
aan het einde van de buitenste sectie.
● Gebruikersinvoer – richtingen en afstanden van de rechte
en zijdelingse compensatie vanaf de GNSS-antenne kunnen
door de gebruiker worden gekozen. Er kunnen tot vijf (5)
gebruikersinvoeren worden gemaakt. Zie "Door gebruiker
ingevoerde inventarisatielocatie" voor meer informatie.
aan te geven
te passen
.