BOOMPILOT
Afhankelijk van of er een sectiecontrolesysteem aanwezig is, en
indien aanwezig, wat voor soort sectiecontrole wordt gebruikt evenals
welke opties zijn ingeschakeld, zijn er meerdere opties voor de
sectiecontrole met BoomPilot.
Deze sectie bevat configuratie-opties voor deze configuraties:
►Geen sectiecontrolemodule
● Alleen console
● Met optionele werk aan/uit-schakelaar
►Met TeeJet sectiecontrolemodule (SCM) en schakeldoos of ISM
►Met TeeJet sectiecontrolemodule
Afbeelding 7-24: Pictogram BoomPilot en statusbalkindicator
0.0
Mark A
km/h
Geen sectiecontrolemodule
Als er geen sectiecontrolesysteem aanwezig is, is er handmatige
sectiecontrole beschikbaar. De optionele werk aan/uitschakelaar
wordt gebruikt voor het in- of uitschakelen van de enkele sectie. Het
pictogram BoomPilot wordt gebruikt om toepassingsinformatie in kaart
te brengen op de navigatieschermen. Alleen één sectiebreedte is
zichtbaar en de statusbalk heeft geen pictogram.
OPMERKING: Als een ISOBUS controller, SmartCable,
sectieaandrijvingsmodule (SDM) of
functieschakelingsmodule (SFM) aanwezig is, raadpleeg
dan de volgende rubrieken voor meer informatie.
OPMERKING: Het pictogram BOOMPILOT is grijs
GNSS niet beschikbaar is.
Alleen console
Het pictogram BoomPilot wordt gebruikt om de
bewerkingsinventarisatie van de sectie in of uit te schakelen.
Om de configuratie-instellingen te bepalen:
1. Druk op het onderste tabblad van
SYSTEEMCONFIGURATIE
2. Druk aan de zijkant op het tabblad CONFIGURATIE
Werktuig
3. Druk op
.
4. Stel het "pictogram BoomPilot" op
®
Pro 570GS • MATRIX
MATRIX
0.00
ha
wanneer
.
.
.
Inschakelen
Om de bewerkingsinventarisatie in of uit te schakelen met behulp van
de console:
1. Druk op het tabblad NAVIGATIE- EN GELEIDINGSOPTIES
om de navigatieopties weer te geven.
2. Druk op het pictogram BOOMPILOT
uitschakelen van de sectie.
Met optionele werk aan/uit-schakelaar
De werk aan/uit-schakelaar wordt gebruikt voor het in- of uitschakelen
van de sectie.
Om de configuratie-instellingen te bepalen:
1. Druk op het onderste tabblad van
SYSTEEMCONFIGURATIE
2. Druk aan de zijkant op het tabblad CONFIGURATIE
Werktuig
3. Druk op
.
4. Stel het "pictogram BoomPilot" in op
Voor oppervlaktes waar bewerkt moet worden:
1. Zet de aan/uit-schakelaar op "aan".
Voor oppervlaktes waar niet bewerkt moet worden:
1. Zet de aan/uit-schakelaar op "uit".
Met gebruik van de console
Ga als volgt te werk om de sectie te beheren met het pictogram
BoomPilot terwijl er zich een werk aan/uit-schakelaar op het systeem
bevindt:
1. Zet het "pictogram BoomPilot" op
2. De werk aan/uit-schakelaar moet op "uit" blijven staan.
3. Druk op het pictogram BOOMPILOT
uitschakelen van de sectie.
Met de TeeJet sectiecontrolemodule
(SCM) en schakeldoos of ISM
SmartCable, sectieaandrijvingsmodule (SDM) of
functieschakelingsmodule (SFM) en een schakeldoos of
werktuigstatusmodule (ISM) is aanwezig.
OPMERKING: Het pictogram BOOMPILOT is grijs
GNSS niet beschikbaar is. Het pictogram BoomPilot
op de statusbalk zal staan op uit/handmatig
Om de bewerking automatisch in of uit te schakelen:
1. De schakelaar voor automatische/handmatige sectiecontrole
moet op "automatisch" staan.
◄Automatisch – het pictogram in de statusbalk is groen
2. De hoofdschakelaar en de sectieschakelaars moeten in de positie
"aan" staan.
OPMERKING: De bewerking kan in de modus automatische
BoomPilot handmatig worden bediend met behulp van
de schakelaars op de schakeldoos of de schakelaars
die zijn aangesloten op de ISM.
®
Pro 840GS
voor het in- of
.
.
Uitschakelen
.
.
Inschakelen
voor het in- of
wanneer
.
81
98-05273-NL R9