►Weergavemodus – gebruikt om te bepalen of de lichtbalk de
werkgang of het voertuig vertegenwoordigt
● Als de weergavemodus is ingesteld op "werkgang",
vertegenwoordigen de LED's de locatie van de richtlijn en
de bewegende LED vertegenwoordigt het voertuig
● Als het is ingesteld op "voertuig", vertegenwoordigt de
centrale LED de locatie van het voertuig en de bewegende
LED vertegenwoordigt de richtlijn
►LED-tussenafstand – gebruikt voor het instellen van de afstand tot
de richtlijn of het voertuig die elke verlichte LED vertegenwoordigt
4. Druk aan de zijkant op de pijl TERUG
CONFIGURATIE
om terug te keren naar het hoofdmenu van
het configuratiescherm.
Afbeelding 4-12: Kaarten en navigeren
Kaarten en navigeren met een externe lichtbalk
Bij gebruik van een externe lichtbalk zijn extra configuratie-opties
beschikbaar.
1. Druk aan de zijkant op het tabblad CONFIGURATIE
Kaarten en navigeren
2. Druk op
3. Kies uit:
►Kaartlocatie – bepaalt de lay-out van de locatie van waaruit de
grens of veelhoek in kaart zal worden gebracht.
● Standaardlocatie – als u een buitengrens of veelhoek
maakt, bevindt de lijn zich buiten de buitenste actieve
boomsectie. Als u een binnengrens maakt, zal de lijn zich
binnen de binnenste actieve boomsectie bevinden. Als er
geen secties actief zijn, zal de grens worden gemarkeerd tot
aan het einde van de buitenste sectie.
● Gebruikersinvoer – richtingen en afstanden van de rechte
en zijdelingse compensatie vanaf de GNSS-antenne kunnen
door de gebruiker worden gekozen. Er kunnen tot vijf (5)
gebruikersinvoeren worden gemaakt. Zie "Door gebruiker
ingevoerde kaartlocatie" voor meer informatie.
®
Pro 570GS • MATRIX
MATRIX
of het tabblad
.
.
►Navigatiebreedte – gebruikt om de afstand tussen de richtlijnen
aan te geven
►LED-helderheid – gebruikt om de helderheid van de LED's op
de console aan te passen
►Weergavemodus – wanneer de externe lichtbalk is
"ingeschakeld", bepaalt de weergavemodus of de lichtbalken
de werkgang of het voertuig vertegenwoordigen
● Als de weergavemodus is ingesteld op "werkgang",
vertegenwoordigen de LED's de locatie van de richtlijn en
de bewegende LED vertegenwoordigt het voertuig
● Als het is ingesteld op "voertuig", vertegenwoordigt
de centrale LED de locatie van het voertuig en
vertegenwoordigt de bewegende LED de richtlijn
►LED-afstand –
● Wanneer externe lichtbalk is "ingeschakeld", stelt dit de
afstand ten opzichte van de richtlijn of het voertuig in, die
elke verlichte LED vertegenwoordigt
● Wanneer externe lichtbalk is "uitgeschakeld", stelt dit de
afstand rond de richtlijn in die beschouwd wordt als nul fout
►Externe lichtbalk – gebruik van de externe lichtbalk in-/
uitschakelen
4. Met de externe lichtbalkmodule (ELM) ingeschakeld, kunt u
kiezen uit:
►Externe lichtbalk LED-helderheid – wijzigt de helderheid van de
LED's van de externe lichtbalk
►Externe lichtbalk teksthelderheid – wijzigt de helderheid van de
externe lichtbalktekst
►Externe koers – het tonen van spoorfoutgegevens op de
externe lichtbalk in-/uitschakelen
►Extern werkgangnummer – het tonen van het
werkgangnummer op de externe lichtbalk in-/uitschakelen
►Externe snelheid – het tonen van snelheidsgegevens op de
externe lichtbalk in-/uitschakelen
►Externe werkelijke dosering [beschikbaar met
doseringscontrole van derden] – weergave van werkelijke
dosering op de externe lichtbalk in-/uitschakelen
►Externe doeldosering [beschikbaar met doseringscontrole van
derden] – weergave van doeldosering op de externe lichtbalk
in-/uitschakelen.
►Extern gebruikt product [beschikbaar met doseringscontrole
van derden] – weergave van gebruikt product op de externe
lichtbalk in-/uitschakelen
5. Druk aan de zijkant op de pijl TERUG
CONFIGURATIE
om terug te keren naar het hoofdmenu van
het configuratiescherm.
®
Pro 840GS
of op het tabblad
17
98-05273-NL R9