8 Aanpassing aan de CV-installatie
7.4
Live monitor oproepen (statuscodes
controleren)
Menu → Live Monitor
–
Met de functie kunt u de statuscodes van de warmte-
pomp oproepen die u informatie over de actuele bedrijfs-
toestand van de warmtepomp leveren (Statusindicatie
(→ Pagina 27)).
7.5
Installateurniveau oproepen
1.
Druk tegelijk op
en
–
Menu → Installateurniveau
2.
Stel de waarde 17 (code) in en bevestig met
7.6
Aanvoertemperatuurregeling CV-bedrijf
Voor een rendabele en storingsvrije werking van een warm-
tepomp is het belangrijk de start van de compressor te re-
glementeren. De aanloop van de compressor is het moment
waarop de hoogste belastingen optreden. Met behulp van de
energiebalansregeling is het mogelijk starts van de warmte-
pomp tot een minimum te beperken, zonder af te zien van
het comfort van een behaaglijk klimaat. Net als bij andere
weersafhankelijke CV-thermostaten bepaalt de thermostaat
via de registratie van de buitentemperatuur m.b.v. een stook-
lijn een gewenste aanvoertemperatuur. De energiebalans-
regeling geschiedt op grond van deze gewenste aanvoer-
temperatuur en de actuele aanvoertemperatuur, waarvan het
verschil per minuut wordt gemeten en opgeteld:
1 graadminuut [°min] = 1 K temperatuurverschil in het ver-
loop van 1 minuut
Bij een bepaald warmtetekort (onder het menupunt Confi-
guratie→ Compressor start op ) start de warmtepomp en
schakelt deze pas opnieuw uit als de toegevoerde hoeveel-
heid warmte gelijk is aan het warmtetekort. Hoe groter de in-
gestelde negatieve getallenwaarde is, des te langer zijn de
intervallen waarin de compressor loopt of stilstaat.
Als bijkomende voorwaarde wordt de compressor bij een af-
wijking van meer dan 7 K van de werkelijke aanvoertempera-
tuur t.o.v. de gewenste aanvoertemperatuur direct in- of uit-
geschakeld. De compressor start altijd onmiddellijk als een
verwarmingsaanvraag van de thermostaat pas start (bijv.
door een tijdvenster of het overschakelen van gebruik van de
gasketel op warmtepompbedrijf).
Tijdsvoorwaarden voor het compressorbedrijf
Voor het bedrijf van de compressor geldt altijd:
–
Minimumlooptijd: 2 min
–
Minimumrusttijd: 5 min
–
Minimumtijd van start tot start: 20 min
24
.
.
7.7
Statistieken oproepen
Menu → Installateurniveau → Testmenu → Statistieken
–
U kunt met de functie de statistieken voor de warmte-
pomp oproepen.
7.8
Productfunctie controleren
1.
Neem het product met behulp van de bijbehorende ge-
bruiksaanwijzing in gebruik.
Navigeer naar het menu → Installateurniveau → Test
2.
→ Test programma.
3.
Controleer de CV-functie met P.01.
4.
Controleer de koelfunctie met P.02.
8
Aanpassing aan de CV-installatie
8.1
Aanpassing aan de CV-installatie
De installatieassistent wordt bij het eerste inschakelen van
de warmtepomp gestart.
Als u de CV-installatie al gevuld en de installatieassistent
beëindigd hebt, maar u wilt de belangrijkste parameters nog
eens instellen, dan kunt u ook het menupunt Configuratie
oproepen.
Menu → Installateurniveau → Configuratie
8.2
Instelparameters van de warmtepomp
Voor de individuele instelling van de warmtepomp kunt u in
het menu Configuratie bepaalde parameters aanpassen.
Menu → Installateurniveau → Configuratie
Parameter
Toelichting
Taal
Kies hier de gewenste taal.
Contactge-
Hier kunt u als installateur uw telefoonnummer
gevens
invoeren. De eindklant kan dit nummer in het
menu → informatie aflezen.
Compressor
Warmtetekort waarbij de compressor in het CV-
start op
bedrijf gestart wordt. Zie hoofdstuk "Aanvoertem-
peratuurregeling CV-bedrijf".
Compr.
Bijkomende voorwaarde voor het in- en uitscha-
hysterese
kelen van de compressor. Zie hoofdstuk "Aan-
voertemperatuurregeling CV-bedrijf".
CV max.
Begrenzing van de restopvoerhoogte van het
delta P
product in het afgiftecircuit. Wordt de waarde
verlaagd, dan wordt het pomptoerental zodanig
beperkt dat de ingestelde restopvoerhoogte niet
overschreden wordt.
Config.
Omschakeling tussen automatisch bedrijf
afgifte pomp
(doostromingsregeling met bedrijfsafhankelijke
gewenste waarden) en bedrijf met vaste waarde
(1 - 100 %). Het bedrijf met vaste waarde moet
alleen gekozen worden als de installatie een
automatisch bedrijf niet toestaat.
Heizgerä-
Gewenste doorstromingswaarde voor de rege-
teunt. Sollw.
ling van de interne gebouwcircuitpomp voor het
geval dat de gasketel het mengklepcircuit be-
dient en de pomp in de warmtepomp meeloopt.
Alleen in combinatie met toebehoren VWZ ZK.
Omgevings
Gewenste vaste waarde voor de omgevings-
pomp inst.
circuitpomp. Deze instelling dient voor de aan-
passing aan het geïnstalleerde omgevingscircuit
(bijv. aardsonde of aardcollector).
Installatie- en onderhoudshandleiding geoTHERM 0020250182_01