De integraalwaarde wordt berekend door het verschil tussen de primaire
le-veringstemperatuur en het instelpunt elke minuut op toe te voegen aan de
integraal. De integraal is dus de eenheid gradenminuten die de energiebalans
van de installatie vertegenwoordigt. Als de primaire leveringstemperatuur
ge-durende een vol uur één graad boven het vastgestelde punt ligt, dan stijgt
de integraalwaarde tot 60. Als de leveringstemperatuur te laag is, daalt de
integraalwaarde en kan dan een negatieve waarde worden. Wanneer de tem-
peratuur precies goed is, verandert de integraal niet.
De regeleenheid heeft een instelling genaamd Start wp1. Deze instel-
ling verwijst naar de integraalwaarde waarop de eerste warmtepomp moet
wor-den gestart. Dit is een negatief getal. Wanneer de warmtepomp start,
zal er waarschijnlijk meer warmte wordt geproduceerd dan nodig is. De
integraal-waarde zal dan dalen en wanneer de nul wordt bereikt, wordt de
warmtepomp uitgeschakeld. De primaire leveringstemperatuur zal, gemi-
ddeld, dezelfde temperatuur hebben als het vastgestelde punt. Omdat de
temperatuur van een gebouw langzaam verandert, hebben schommelingen
in de primaire leve-ring geen merkbare invloed op de kamertemperatuur.
Als de installatie uit meerdere warmtepompen bestaat, bepaalt de instel-
ling Delta start wp hoe ver onder Start wp1 het integraal mag dalen
alvorens de volgende warmtepomp wordt gestart, en hoe ver daaronder
alvorens de derde wordt gestart, enz.
Als alle warmtepompen in werking zijn en de integraalwaarde nog steeds
daalt, dan is de hulpverwarming nodig. Start extra verwarm bepaalt hoe ver
de inte-graalwaarde onder de startwaarde van de laatste pomp mag dalen
voordat de hulpverwarming wordt gestart. Wanneer de integraalwaarde is
gedaald tot de limiet Max. extra verwarm onder de startlimiet van de laat-
ste warmtepomp, dan werkt de hulpverwarming op volvermogen. Hoe de
hulpverwarming pre-cies werkt, is afhankelijk van het type.
De integraal mag iets verder dalen in overeenstemming met de instelling Inte-
graal dode zone, maar niet verder. Aan de pluszijde wordt de integraalwaarde
begrensd door de instelling integraal max limiet.
De integraalwaarde kan op de pompdisplay worden afgelezen.
2.1.3 Hulpverwarming
Het controlesysteem heeft een wissel uitgang Blok extra verw. en een ana-
loge, 0 tot 10 V uitgang Extra verwarmer, welke gebruikt kunnen worden om
verschillende soorten verwarmingsbronnen aan te sturen. Het soort hulpver-
warming, indien aanwezig, wordt in het controlesysteem gedefinieerd bij de
inbedrijfstelling van de installatie.
8 – Thermia
VUIFB110