In hetzelfde menu vindt u ook de instelling Druk/flowguard (8.1.9) die
het controlesysteem vertelt welk type beveiliging over de brinestroming
waakt. Ook deze instelling moet correct worden ingesteld voordat de instal-
latie kan worden gebruikt.
4.1.3 Hulpverwarming
In de hoofdpomp moet worden aangegeven welk type hulpverwarmingsbron
op het systeem is aangesloten. Dit gebeurt via het menu Instellingen / Bijver-
warming met de instelling Extra verw. type (8.3.1).
4.1.4 Uitbreidingsmodules
Controleer eerst of de schakelaars van iedere HPC-EM zijn ingesteld op de
juiste taak. Een HPC-EM kan worden gebruikt als een WCS-, TWC- of
een shuntmodule en de bij de taak behorende LED behoort te knipperen
totdat de module via de hoofd is geactiveerd. Als de module correct op de
hoofd is aangesloten, behoort de groene voedings-LED te branden. Dit geldt
ook voor de koelmodule HPC-CM. Als de voedings-LED knippert, dan heeft
de module wel voeding maar geen verbinding met de hoofd. Dit is bij voor-
beeld het geval tijdens het opstarten van de hoofd na een reset.
Ga in de hoofdpomp naar het menu Uitbreidingsmodulen. Dit menu
bevat submenu's voor elk type uitbreidingsmodule waaronder de aanges-
loten modu-les worden vermeld. Activeer de te gebruiken eenheden. Ook
ondersteunende pompen kunnen worden geactiveerd. In dat geval kan een
alarm in de hoofd worden gegenereerd wanneer de verbinding met een van
de ondersteunende uitvalt.
4.1.5 Koeling
Als er volgens bovenstaande aanwijzingen een koelmodule is geïnstalleerd,
dan is er één basisinstelling die moet worden ingesteld. U moet aangeven of
er een luchtvochtigheidssensor voor regeling van het dauwpunt is aangeslo-
ten. Ga in de hoofd naar het menu Instellingen / Koeling / Koelcircuit en zoek
de instelling Dauwpunt regeling (8.10.3.2). Activeer deze instelling als er een
sensor is aangesloten.
4.2 Testen van de installatie
Voordat het systeem aan de automatische regeleenheid wordt overgedragen,
moet de werking van alle componenten worden gecontroleerd. Als de aanwi-
jzingen voor het invoeren van de basisinstellingen goed zijn opgevolgd, dan
zijn de verbindingen tussen de warmtepompen en de uitbreidingsmodules al
tegelijkertijd gecontroleerd. In de volgende stap moet worden gecontroleerd
of de sensoren en de actuatoren functioneren.
36 – Thermia
VUIFB110