2.4.4 Constante koeling
Constante koeling wordt gebruikt voor het aansturen van een koelcircuit bij
een constante temperatuur. Deze functie lijkt op die voor constante verwar-
ming, maar is ontworpen voor koeling. Dit houdt in dat de circulatiepomp en
-regeleenheid worden gestopt wanneer de buitentemperatuur daalt tot onder
een instelbaar stoplimiet.
2.5 Koeling
In een koelsysteem wordt de koude zijde van warmtepompen gebruikt om
aangename verkoeling te bieden of om de koude voor andere doeleinden te
gebruiken. Voor het aansturen van een koelsysteem wordt de module HPC-
CM gebruikt.
2.5.1 Koeltank en integrale regeling
Voor de opslag van koelwater wordt een koeltank gebruikt. De temperatuur in
de tank wordt gemeten en vergeleken met een instelpunt. Het verschil wordt
geïntegreerd en net als bij de warmteproductie wordt de integraalwaarde ge-
bruikt om te bepalen hoe de tank wordt gekoeld. Wanneer de temperatuur in
de koeltank te hoog wordt, krijgt de integraal een hogere positieve waarde.
Wanneer de koelintegraal de limiet [I_StartPassiveCooling] overschrijdt,
begint het systeem te koelen met passieve koeling. Dit houdt in dat de brine
door de koeltank en de put circuleert zonder dat er een warmtepomp wordt
gestart. De energie van de koeltank wordt naar de put getransporteerd.
Een voorwaarde voor passieve koeling is dat de brinetemperatuur lager
is dat de temperatuur in de koeltank. De limiet Detla t limiet koel bepaalt
hoeveel koeler het moet zijn om de klep naar de tank te openen. Bovendien
is er een vertraging tussen het starten van de brinecirculatiepomp en het
16 – Thermia
VUIFB110