Functies voor geheugen en gegevensuitvoer
Gebruik van de Dymo-printer
1. Stel de RS-232-poort zo in dat de uitvoer naar de printer gaat.
a. Druk op Menu.
b. Druk drie keer op Rechts om het tabblad Systeem te markeren. Het menuscherm
Systeem wordt weergegeven.
c. Gebruik de navigatieknoppen om naar 'Gegevensuitvoermodi' te gaan en deze optie te
markeren.
d. Druk op Selecteren. Er wordt een pop-upvenster met gemarkeerde Bluetooth-
instellingen weergegeven.
e. Druk op Omlaag om de instellingen voor RS-232 te markeren.
f. Druk op Selecteren. Er worden pijltjes weergegeven boven en onder de instelling.
g. Druk op Omhoog/Omlaag om 'Printer' te selecteren.
h. Druk op Selecteren om de instelling op te slaan.
i. Druk op Menu om het pop-upvenster te sluiten en terug te gaan naar het menuscherm
Systeem.
j. Druk op Menu om terug te gaan naar het monitoringscherm.
2. Sluit de printerkabel aan op de RS-232-poort.
3. Tijdens bewaking van de patiënt wordt er telkens een label met een
eventsamenvatting afgedrukt wanneer er op de knop Eventmarkering wordt gedrukt.
Het apparaat opnemen in een medisch systeem
Om het apparaat op te nemen in een medisch systeem moet de persoon die de integratie verricht
de risico's voor de patiënt, operators en derden inventariseren, analyseren en beoordelen. Als
het medisch systeem na de integratie van het apparaat wordt gewijzigd, kan dat nieuwe risico's
opleveren en aanvullende analyse vereisen. Veranderingen in het medisch systeem die
geëvalueerd moeten worden, omvatten:
• Wijziging van de systeemconfiguratie
• Toevoegen van apparaten aan, of wegnemen van apparaten uit, het systeem
• Updaten of upgraden van op het systeem aangesloten apparatuur
De problemen als gevolg van door de gebruiker aangebrachte systeemwijzigingen kunnen
beschadiging of verlies van gegevens omvatten.
OPMERKINGEN:
• Gebruik van een meervoudig stopcontact met meerdere apparaten levert een medisch
elektrisch systeem op.
• Bij gebruik van de seriële poort voor aansluiting van het apparaat op andere apparatuur
moeten de reinigingsaanwijzingen van de diverse apparaten worden gevolgd.
• Controleer of alle op het apparaat aangesloten apparatuur geschikt is voor de omgeving
van de patiënt.
LET OP: Bij het uitvallen van een netwerkgegevensverbinding (seriële kabel/
!
connectoren/draadloze verbinding) zal de gegevensoverdracht uitvallen.
71