2.4.4. De voegsnijmachine verplaatsen
2.4.5. Speciale werkzaamheden in het kader van het gebruik van de machine
2.5. Instructies voor speciale risicotypes
2.5.1. Gevaren voor de operator door de machine
16/107
Het verplaatsen van de machine mag alleen bij stilstaand van het zaagblad worden uitgevoerd.
Voordat de bedieningspositie aan de voegsnijmachine wordt verlaten, moet de verbrandingsmotor
worden uitgeschakeld en moet het zaagblad stilstaan.
Een draaiend zaagblad vormt een hoog risico voor verwonding.
De in de gebruiksaanwijzing voorgeschreven instellings-, onderhouds- en inspectieactiviteiten en -
termijnen moeten worden aangehouden inclusief specificaties voor het vervangen van
onderdelen/deeluitrustingen. Deze werkzaamheden mogen alleen door bevoegd vakkundig personeel
worden uitgevoerd.
Wanneer de voegsnijmachine bij onderhouds- en reparatiewerkzaamheden compleet uitgeschakeld is,
moet deze tegen onverwacht opnieuw inschakelen worden beveiligd en gekenmerkt.
Vóór het reinigen moeten alle openingen worden afgedekt en afgeplakt worden waarin uit veiligheids-
en/of functionele redenen geen reinigingsmiddelen mogen indringen. Vooral elektrische motoren,
schakelaars en stopcontacten vormen een groot risico. Na de reiniging moeten de
afdekkingen/plakmiddelen weer volledig verwijderd worden.
Bij onderhoudswerkzaamheden losgemaakte schroefverbindingen altijd vastdraaien.
Indien de demontage van veiligheidsinrichtingen voor het gereedmaken, onderhouden en repareren
noodzakelijk is, moet direct na de afsluiting van de onderhouds- en reparatiewerkzaamheden de
montage en de controle van de veiligheidsinrichtingen plaatsvinden.
Er mogen geen roterende werktuigen waarvan het maximale toerental kleiner is dan de nominale
snelheid van de machine is, worden gebruikt.
Voordat de bedieningspositie aan de voegsnijmachine wordt verlaten, moet de verbrandingsmotor
worden uitgeschakeld en moet het zaagblad stilstaan.
De verbrandingsmotor van de voegsnijmachine mag zoals beoogd:
aandrijving van de voegsnijmachine en het zaagblad in gebruik genomen worden.
De afvoeropening van de uitlaatpijp moet altijd van de bediener worden wegwijzen. Uitlaatgassen niet
inademen.
De uitlaatpijp wordt heet tijdens het bedrijf. Contact vermijden en beschermingsuitrusting dragen.