7
Start de controlemeting.
a Controleer op het stand-byscherm de instelling [Meetstand].
• Zie "2.4. Meetstand selecteren (Variant of Fast)" op pagina 2-14 voor het wijzigen van de stand.
BELANGRIJK:
De meetnauwkeurigheid wordt afzonderlijk geregeld voor de standen Variant en Fast.
Nauwkeurigheidscontrolerapporten kunnen voor elke stand worden afgedrukt (zie "3.9.3.
Nauwkeurigheidscontrolerapporten afdrukken" op pagina 3-35).
b Druk in het stand-byscherm op
• "Meting voorbereiden" wordt weergegeven en het monsterrek
wordt naar de opzuigpositie verplaatst.
"Meten..."
• Er worden per monstercontainer één tot drie metingen
uitgevoerd, volgens de gemaakte keuze bij de instelling
<Metingenaantal CTRL> (zie "3.5.3. De
meetomstandigheden voor HbA1c instellen" op pagina 3-16).
• Controles worden niet geroerd.
"Result."
• De verkregen resultaten worden weergegeven op het scherm
en afgedrukt.
• <Ctrl A1c> toont het nummer van de controlemeting.
• Zie "2.9. Op het scherm weergegeven en afgedrukte
rapporten" op pagina 2-44.
8
Wanneer de controlemetingen voltooid zijn
a Controleer of de monsterrekken niet bewegen, en verwijder de monsterrekken uit de kant voor uithalen van de
rektransportsectie.
REFERENTIE:
De resultaten van controlemetingen kunnen dagelijks in tabelvorm worden weergegeven en worden gebruikt om
trends in de meetresultaten te controleren. Zie "3.9.3. Nauwkeurigheidscontrolerapporten afdrukken" op pagina
3-35.
.
2.7 Controlemeting HbA1c
HA-8190V
2-37