Installeer het instrument op een plaats waar condensatie, direct zonlicht en wind kunnen worden vermeden. Dit kan
onnauwkeurige meetresultaten veroorzaken en vervorming van of schade aan het instrument.
Sluit de juiste spanning (100 tot 240 V AC ± 10%) en frequentie (50/60 Hz) aan op het instrument. Het gebruik van
een onjuiste spanning of frequentie kan brand of schade aan het instrument veroorzaken met letsel tot gevolg.
Gebruik ter voorkoming van een elektrische schok en brand het voedingssnoer dat bij het instrument is geleverd.
Sluit het voedingssnoer van het instrument direct op een enkelvoudig stopcontact aan, zonder verlengsnoer of
stroomaftapping. De voedingsvoorziening voor het instrument is maximaal 300 VA.
Gebruik de aangegeven RS-232C kruiskabel (dubbel afgeschermde kabel) voor het aansluiten van een extern
apparaat op de 9-pins gegevensuitvoer-aansluiting van het instrument. Als u andere kabels gebruikt, kan dit
elektrische schokken of brand veroorzaken. Neem voor meer informatie contact op met de distributeur.
Gebruik de aangegeven Ethernet-kabel voor het aansluiten van een extern apparaat op de Ethernet-aansluiting als
het instrument met de optionele Ethernet-kaart is uitgerust. Als u andere kabels gebruikt, kan dit elektrische
schokken of brand veroorzaken. Neem voor meer informatie contact op met de distributeur.
De START- en STOCK-aansluitingen worden gebruikt voor het aansluiten van een optionele side sampler.
Verbinding met andere apparaten kan schade veroorzaken aan het instrument. Neem contact op met de distributeur
voor installatie van de side sampler en voorzorgsmaatregelen voor de bediening. Installeer de side sampler onder
supervisie van een monteur. Neem vóór gebruik de voorzorgsmaatregelen door met de monteur.
Demonteer het instrument niet, tenzij dit voor installatie nodig is. Wijzig het instrument niet. Demonteren en
wijzigen van het instrument kan blootstelling aan pathogene micro-organismen, brand, schade aan het instrument
en daarmee persoonlijk letsel veroorzaken.
Als u het instrument na gebruik moet demonteren, draag dan beschermende handschoenen om blootstelling aan
pathogene micro-organismen te voorkomen.
Buig of knijp niet in de drainslang van de optische sectie of de drainslang voor afvalvloeistof. Zorg ook dat geen
voorwerpen in de buurt van de slangen komen. Als de stroming wordt geblokkeerd, kunnen slangen loskomen van
het instrument en kan afvalvloeistof lekken.
Zet de fles voor afvalvloeistof op dezelfde hoogte of lager dan het oppervlak waar het instrument op staat. Als deze
hoger staat dan de instrumentbasis, wordt afvalvloeistof mogelijk niet goed afgevoerd en kan deze gaan lekken.
1.4 Installatie
HA-8190V
1-17