7. Zet de LineDriver op de parkeer-/noodrem,
wanneer u deze niet bedient. Dit voorkomt het
wegrollen op een helling.
Werken op hellingen
Langere remafstand
Het werken op hellingen leidt tot langere remafstanden.
1. Selecteer de hellings-/ECO-modus op de
snelheidsschakelaar wanneer u op hellingen werkt.
2. Bereid u voor om de parkeer-/noodrem te
gebruiken bij het werken op hellingen.
OPMERKING: Niet werken op hellingen die steiler
zijn dan 7,5° (13%).
GEVAAR VOOR VERMINDERDE REMWERKING
Bij het afdalen van hellingen met een snelheid van
meer dan 10 km/u (6,5 mph) kan de remwerking van
de richtings-/snelheidspedalen aanzienlijk worden
verminderd. Deze verminderde werking van
de remmen resulteert in een langere remafstand
dan normaal, wat kan leiden tot een ongeval.
Een continu zoemeralarm zal klinken wanneer deze
verminderde remtoestand optreedt. Als dit alarm
afgaat, gebruik dan de parkeer-/noodrem om
te vertragen. Als u dit niet doet, kan dat leiden tot
serieus letsel.
•
Rijd niet op een manier die dit alarm doet afgaan.
3A9059E
Starten en stoppen op een helling
1. Schakel de parking-/noodrem in voordat
u de voedingsschakelaar in de stand OFF
plaatst wanneer u op een helling parkeert.
2. Plaats de voedingsschakelaar in de stand AAN
en wacht totdat de machine is geïnitialiseerd
voordat u de parking-/noodrem uitschakelt
wanneer u op een helling start.
Aanhangwagen laden en lossen
OPMERKING: De LineDriver ES rolt vrij, vooral
op hellingen, wanneer de stroom is uitgeschakeld.
Stel de parkeer-/noodrem in voordat u hem
uitschakelt. Zet de stroom aan voordat u de
parkeer-/noodrem loslaat.
1. Houd de LineDriver altijd gekoppeld met het
lijnmarkerings- of freesapparaat.
2. Gebruik een vlak oppervlak om te op en af te laden.
Laat voldoende ruimte achter de hellingbanen.
3. Gebruik hellingbanen die lang genoeg zijn
en geschikt zijn voor het gewicht van de machine
en de bestuurder.
4. Stel de handgreep van het lijnmarkerings- of
freesapparaat in op de hoogste stand. Schuif de
stoel zo ver mogelijk naar achteren.
5. Gebruik de rechtervoet om de parkeer-/noodrem
in te schakelen. Gebruik de linkervoet om de
snelheid te regelen. Gebruik de ECO-modus
om de snelheid te beperken.
6. Rijd langzaam en recht op/af hellingbanen
(niet schuin rijden).
7. Houd de handgreep goed vast terwijl op de
hellingbaan wordt gereden.
OPMERKING: De handgreep van het lijnmarkerings-
of freesapparaat zwaait omhoog/omlaag als de
hellingbaan wordt op- of afgereden. Houd de
benen vrij.
Bediening
11