P
omPProgrAmmering
Toedieningsinstellingen
De toedieningsinstellingen zijn patiëntspecifieke parameters van een therapie die rechtstreeks
samenhangen met de medicatie die per infuus wordt toegediend en kunnen worden bewerkt binnen
de limieten die in het protocol zijn vastgesteld. De CADD
aanvankelijke waarden van de parameters, van toepassing zijnde programmeereenheden en concentratie
van de medicatie en overige parameterlimieten en bepaalt tevens welke parameters kunnen worden
bekeken en/of bewerkt. Een beveiligingscode (of de pompsleutel, indien ingeschakeld) is vereist voor het
bewerken van de parameters.
De toedieningsinstellingen worden geprogrammeerd door de CADD
™
CADD
-Solis Medication Safety Software. Ze kunnen ook handmatig worden geprogrammeerd via het
menu Geavanceerde taken wanneer een nieuw protocol of een nieuwe patiënt wordt ingesteld.
WAARSCHUWING: De handmatige programmeermodus bevat geen programmeerlimieten. Controleer
elke parameter zorgvuldig om zeker te zijn dat deze exact overeenkomt met het voorschrift. Wanneer
de juiste waarden niet worden ingesteld, kan dit leiden tot ernstig letsel bij of overlijden van de patiënt.
Bij het programmeren van de aanvankelijke waarden voor een protocol stelt de CADD
systeemadministrator ook de harde en zachte limietwaarden in waarbinnen u de parameters zo nodig
kunt wijzigen. Een geprogrammeerde waarde binnen en inclusief de zachte limieten wordt weergegeven
in groen en is het bereik dat het meest wordt gebruikt voor het protocol. Een geprogrammeerde waarde
buiten de zachte limieten maar binnen de harde limieten wordt weergegeven in oranje. De harde limieten
zijn de hoogste en laagste waarden die voor elk protocol kunnen worden geprogrammeerd. Veranderingen
in deze instellingen hebben rechtstreeks invloed op de hoeveelheid medicatie die aan de patiënt wordt
toegediend, en wijzigingen die zijn aangebracht in het menu Toedien. instelling zijn alleen van invloed
op de therapie die op dat moment is geprogrammeerd. Als de voorschriften niet overeenstemmen met de
beginwaarden, moeten de waarden worden gewijzigd totdat ze hiermee overeenstemmen. Als parameters
hoger of lager dan de zachte limietwaarden worden ingesteld, verschijnt er een scherm dat u vraagt het
negeren van de zachte limietwaarden te bevestigen.
De specifieke toedieningsinstellingen voor elke therapie worden in de tabel hieronder vermeld.
PCA
(Zie pagina 37)
(Zie pagina 47)
Continue snelheid Continue snelheid Dosisvolume
PCA-dosis
PCA-blokkering *
†
Toedieningslimiet
†
Max. doses/uur
KVO-snelheid
KVO-snelheid
Reservoirvol.
Reservoirvol.
‡
Starttijd
Starttijd
* Deze instelling wordt niet weergegeven als de PCA-dosis nul is.
†
Deze instelling wordt mogelijk niet weergegeven, afhankelijk van de geselecteerde
toedieningslimietmethode.
‡
Deze instelling wordt alleen weergegeven als uitgestelde start van kracht is.
34
Toedieningsinstellingen
Continu
Intermitterend
(Zie pagina 51)
Dosisduur
Dosiscyclus
Dosissnelheid
Volgende dosis
KVO-snelheid
Reservoirvol.
‡
®
-Solis-systeemadministrator bepaalt de
®
-Solis-systeemadministrator via de
Stap
(Zie pagina 59)
Infusievolume
Beginsnelheid
Snelheidsverhoging Afbouwen
Plateausnelheid
Stapduur
Infusieduur
KVO-snelheid
Reservoirvol.
‡
Starttijd
®
-Solis-
Taper
(Zie pagina 69)
Infusievolume
Ophogen
Infusieduur
Plateausnelheid
KVO-snelheid
Reservoirvol.
‡
Starttijd