JPEG
4
bewerken
5
Zodra de instellingen voltooid zijn, drukt u op z.
• De instellingen worden toegepast op het beeld.
6
Selecteer [Ja] en druk op z.
• Het bewerkte beeld wordt opgeslagen op de kaart.
• 3D-foto's, fi lms en bestanden die tijdelijk zijn opgeslagen voor PHOTO STORY kunnen
niet worden bewerkt.
• Het is mogelijk dat de rode-ogen-correctie bij sommige foto's niet werkt.
• In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken:
Wanneer een beeld bewerkt wordt op een pc, wanneer er onvoldoende plaats is op de
geheugenkaart, wanneer een afbeelding met een andere camera is opgenomen
• Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen
dan dat van de originele opname.
• [P] en [Verhouding] kunt u enkel gebruiken om beelden met een breedte-
hoogteverhouding 4:3 (standaard) te bewerken.
• Wanneer [Fotomodus] is ingesteld op [ART], wordt [Kleurruimte] vastgezet op [sRGB].
86 NL
Kies uit de volgende opties:
[Schaduw aanpassen]: Maakt de schaduwpartijen lichter.
[Rode ogencorr.]: Voor het corrigeren van rode ogen op fl itsopnamen.
[P]: Gebruik de subregelaar (P) om de grootte
van de uitsnede te kiezen en FGHI om de
uitsnede aan te geven.
[Verhouding]: Wijzigt de breedte-hoogteverhouding van beelden van
4:3 (standaard) naar [3:2], [16:9], [1:1] of [3:4]. Nadat u de breedte-
hoogteverhouding heeft gewijzigd, gebruikt u FGHI om de positie
van de uitsnede op te geven.
[Zwart-wit]: Hiermee maakt u een beeld zwart/wit.
[Sepia]: Voor beelden in sepia-tinten.
[Verzadiging]: Voor het instellen van de kleurdiepte. De kleurverzadiging
aanpassen terwijl u de foto op het scherm bekijkt.
[Q]: Om de foto te converteren naar 1280 × 960, 640 × 480 of 320 × 240.
Beelden met een andere breedte-hoogteverhouding dan 4:3 (standaard)
worden geconverteerd naar de beeldbestandsgrootte die deze het best
benadert.
[e-Portret]: De huid ziet er zachter en glanzender uit.
Als gezichtsherkenning niet goed werkt, kunt u afhankelijk van het beeld
eventueel niet corrigeren.
Instellen