voorspellen van blootstellingen in alle metingen die worden gedaan in water en doorlopende
verbetering en verificatie van deze modellen is nodig voor het beoordelen van blootstellingen
voor specifieke onderzoekstypen.
Doorgaans wordt een homogeen weefselmodel met een verzwakkingscoëfficiënt van
0,3 dB/cm MHz over het gehele pad van de bundel gebruikt bij het schatten van
blootstellingsniveaus. Het model is gematigd omdat de akoestische in situ blootstelling wordt
overschat als het pad tussen de transducer en het interessegebied volledig uit zacht weefsel
bestaat. Als het pad significante hoeveelheden vloeistof bevat, zoals bij veel zwangerschappen
in het eerste en tweede trimester die transabdominaal worden gescand, kunnen bij dit model
de akoestische in situ-blootstellingen worden onderschat. De mate van onderschatting is
afhankelijk van elke specifieke situatie.
Weefselmodellen met vaste paden, waarbij de dikte van weke delen constant wordt gehouden,
worden soms gebruikt om akoestische in situ-blootstellingen te schatten als het pad van de
bundel langer is dan 3 cm en grotendeels uit vloeistof bestaat. Als dit model wordt gebruikt
om de maximale blootstelling van de foetus te schatten tijdens transabdominale scans, kan een
waarde van 1 dB/cm MHz worden gebruikt tijdens alle trimesters.
Bij bestaande weefselmodellen die zijn gebaseerd op lineaire voortplanting, kunnen
akoestische blootstellingen worden onderschat omdat er niet-lineaire vervorming van bundels
in water aanwezig is tijdens de meting van het vermogen.
De maximale niveaus van het akoestische vermogen van diagnostische ultrasone apparaten
strekken zich uit over een brede reeks waarden:
• Een onderzoek van modellen 1990-apparatuur heeft MI-waarden opgeleverd tussen 0,1 en
1,0 bij de hoogste vermogensinstellingen. Voor huidige beschikbare apparatuur is bekend
dat er maximale MI-waarden van ongeveer 2,0 optreden. Maximale MI-waarden zijn
vergelijkbaar voor realtime 2D-beeldvorming en M Mode-beeldvorming.
• Berekende schattingen van bovengrenzen voor temperatuurverhogingen tijdens
transabdominale scans zijn verkregen in een onderzoek van gepulseerde
Doppler-apparatuur uit 1988 en 1990. Het grootste deel van modellen leverde
bovengrenzen van minder dan 1 °C en 4 °C voor respectievelijk blootstellingen van foetaal
weefsel in het eerste trimester en foetaal bot in het tweede trimester. De grootste verkregen
waarden waren ongeveer 1,5 °C voor foetaal weefsel in het eerste trimester en 7 °C voor
foetaal bot in het tweede trimester. Geschatte maximale temperatuursverhogingen die hier
worden gegeven zijn voor een weefselmodel ʹmet een vast padʹ en zijn voor apparatuur met
I
-waarden hoger dan 500 mW/cm
SPTA
weefsel zijn berekend op basis van de berekeningsprocedures uit gedeelten 4.3.2.1 tot en
met 4.3.2.6 in ʺBioeffects and Safety of Diagnostic Ultrasoundʺ (AIUM, 1993).
Tabellen voor akoestisch vermogen
Tabel 10
t/m
Tabel 43
met een TI of MI gelijk aan of groter dan één. Deze tabellen zijn ingedeeld op transducermodel
en beeldvormingsmodus. Raadpleeg
op pagina 175 voor een definitie van termen die in de tabellen worden gebruikt.
136
2
. De temperatuurverhogingen voor foetaal bot en
geven het akoestische vermogen voor systeem- en transducercombinaties
"Terminologie in de tabellen met akoestisch vermogen"