6
9
3
Fig. Instrumentenpaneel
3. Sprinklerschakelaar
6. Parkeerremknop
9. Remlicht
19. Toerentalregelaar
21. Vooruit/achteruit-hendel
2010-06-04
Rijden
De wals besturen
21
19
Ontgrendel de parkeerrem (6) en controleer of het
lampje (9) voor de parkeerrem uitgaat.
Zet de toerentalhendel (19) om en vergrendel deze in
de werkpositie.
Controleer of de besturing werkt door het stuur één
keer naar rechts en één keer naar links te draaien,
wanneer de wals stilstaat.
Vergeet bij het verdichten van asfalt niet om de
sprinklerinstallatie (3) in te schakelen.
Duw de vooruit/achteruit-hendel (21) voorzichtig naar
voren of achteren, afhankelijk van de gewenste
rijrichting. Hoe verder van de neutrale positie hoe
hoger de snelheid.
Controleer of de waarschuwingslampjes tijdens de
bediening niet aan gaan.
ICC102-2NL2.pdf
De machine mag onder geen beding vanaf de
De machine mag onder geen beding vanaf de
grond worden bediend. De chauffeur moet altijd op
grond worden bediend. De chauffeur moet altijd op
de chauffeursstoel zitten wanneer de machine in
de chauffeursstoel zitten wanneer de machine in
bedrijf is.
bedrijf is.
Controleer of het werkgebied voor en achter de
Controleer of het werkgebied voor en achter de
wals vrij is.
wals vrij is.
De snelheid moet altijd worden geregeld met de
De snelheid moet altijd worden geregeld met de
vooruit/achteruit-hendel en nooit met het toerental
vooruit/achteruit-hendel en nooit met het toerental
van de motor.
van de motor.
Bediening
35