Onderhouden remmen
Parkeerremmen afstellen
Stel de remmen af als de rempedaal meer dan 25 mm speling
heeft
(Figuur
64), of als er meer remkracht nodig is. Met
speling wordt de afstand bedoeld die het rempedaal wordt
ingetrapt voordat er remweerstand wordt gevoeld.
Figuur 64
1. Speling
Opmerking: Gebruik de speling van de wielmotor om de
trommels heen en weer te bewegen en te controleren of deze
voor en na het afstellen vrij kunnen bewegen.
1. Om de speling op de rempedalen te verkleinen, draait u
de remmen vast. Draai hiervoor de voorste moer op
het draadeinde van de remkabel los
1
Figuur 65
1. Remkabels
2. Draai de achterste moer vast om de kabel naar achteren
te halen totdat de rempedalen 6 tot 13 mm speling
hebben
(Figuur
64) voordat het wiel blokkeert.
3. Draai de voorste moeren aan en controleer of beide
kabels de remmen gelijktijdig in werking stellen.
Opmerking: Zorg ervoor dat de kabelgeleiding niet
draait tijdens het vastdraaien.
(Figuur
65).
2
2. Moeren voorzijde
Parkeerremvergrendeling
afstellen
Als de parkeerrem niet werkt of vergrendelt, moet de pal van
de parkeerrem worden afgesteld.
1. Draai de 2 schroeven los waarmee de pal van de
parkeerrem is bevestigd aan het frame
1
1. Remkabels
2. Schroeven (2)
2. Trap het pedaal van de parkeerrem naar voren totdat de
remvergrendeling de rempal geheel vastgrijpt
66).
3. Draai de 2 schroeven vast om de afstelling te borgen.
4. Trap op het rempedaal om de parkeerrem vrij te zetten.
5. Controleer de afstelling en stel nogmaals af indien dit
nodig is.
48
(Figuur
3
4
Figuur 66
3. Pal van parkeerrem
4. Remvergrendeling
66).
2
(Figuur