Onderhoud
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
Aanbevolen onderhoudsschema
Onderhoudsinterval
Na het eerste bedrijfsuur
Na de eerste 8 bedrijfsuren
Na de eerste 10 bedrijfsuren
Na de eerste 50 bedrijfsuren
Bij elk gebruik of dagelijks
Om de 50 bedrijfsuren
Om de 100 bedrijfsuren
Om de 150 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
Om de 250 bedrijfsuren
Om de 400 bedrijfsuren
Om de 800 bedrijfsuren
Vóór de stalling
Om de 2 jaar
Onderhoudsprocedure
• Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
• De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren.
• Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
• Ververs de motorolie en vervang het filter.
• Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
• Oliepeil controleren.
• Controleer het koelsysteem.
• Controleer het peil van de hydraulische vloeistof.
• Afstelling van contact tussen snijplaat en messenkooi controleren.
• Werking van interlockschakelaars controleren.
• Verwijder dagelijks het vuil van het scherm, de oliekoelers en de radiateur (vaker
bij gebruik in vuile omstandigheden).
• De hydraulische leidingen en slangen controleren op lekkages, kinken, loszittende
steunen, slijtage, loszittende aansluitingen, slijtage door weersinvloeden en de
inwerking van chemicaliën.
• Smeer de lagers en lagerbussen (smeer meteen na elke reinigingsbeurt, ongeacht
het vermelde interval).
• De accu controleren en reinigen.
• Aansluitingen van de accukabels controleren.
• Slangen van koelsysteem controleren.
• De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren.
• Ververs de motorolie en vervang het filter.
• Vocht aftappen uit de brandstoftank en de hydraulische tank.
• De voorbelasting van de lagers van de messenkooien controleren.
• Draai de wielmoeren vast met een torsie van 94 tot 122 Nm.
• Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. (Geef het luchtfilters een onderhoudsbeurt
wanneer de luchtfilterindicator rood is. Dit moet vaker gebeuren in uiterst stoffige of
vuile omstandigheden.)
• De leidingen en aansluitingen controleren op slijtage, beschadigingen of loszittende
verbindingen.
• Brandstoffilterbus vervangen.
• Motortoerental controleren (stationair en op vol gas).
• Brandstoftank aftappen en reinigen
• Het toespoor van het achterwiel controleren.
• De hydraulische vloeistof verversen.
• Hydraulische filters vervangen (eerder als de onderhoudsintervalindicator in de
rode zone staat).
• Lagers in achterwielen opvullen.
• Motorkleppen afstellen (zie de Gebruikershandleiding van de motor).
• Brandstoftank aftappen en reinigen
• Koelsysteem schoonspoelen en koelvloeistof vervangen.
• Hydraulische tank aftappen en schoonspoelen.
• Vervang alle loszittende slangen.
37