Instellingen voor
automatisch verwijderen
Kies of u de functie Automatisch verwijderen wilt
gebruiken en configureer de drempelwaarde die voor
deze functie moet worden gebruikt.
1
Selecteer [Auto Delete] in het venster [System
Admin Settings] en druk op de knop ENTER.
Het venster [Auto Delete Setting] verschijnt.
2
Configureer de instellingen, selecteer [Apply] en
druk dan op de knop ENTER.
[Auto Delete]
Kies of u de functie Automatisch verwijderen wilt
gebruiken.
De standaardinstelling is [Use].
[Auto Delete Value]
Selecteer de drempelwaarde die wordt gebruikt voor
de functie Automatisch verwijderen.
U kunt kiezen uit [10%], [20%] en [30%].
De standaardinstelling is [10%].
De configuratie wordt opgeslagen.
DICOM-instellingen
Configureer instellingen die noodzakelijk zijn voor het
verzenden van stilstaande beelden via DICOM.
1
Selecteer [DICOM Settings] in het venster [System
Admin Settings] en druk op de knop ENTER.
Het venster [DICOM-instellingen] verschijnt.
2
Selecteer een tabblad en druk op de knop ENTER.
3
Configureer de instellingen op de tabbladen naar
wens.
Raadpleeg het volgende voor meer informatie over de
tabbladen.
Tabblad [MWM Server 1] (pagina 81)
Tabblad [MWM Server 2] (pagina 82)
Tabblad [C-Store] (pagina 82)
Tabblad [Local Station 1] (pagina 83)
Tabblad [Local Station 2] (pagina 83)
4
Na het configureren selecteert u [Apply] en drukt u op
de knop ENTER.
De configuraties worden opgeslagen en het venster
[System Admin Settings] verschijnt opnieuw.
Tabblad [MWM Server 1]
Configureer MWM-serverinstellingen.
[MWM]
Kies of u de MWM-server wilt gebruiken.
De standaardinstelling is [Not Used].
Wanneer u [Use] selecteert, verschijnt [Confirm].
Bevestig de communicatie met de MWM-server. Voor
details raadpleegt u "De communicatie met de MWM-
server bevestigen" (pagina 82).
[Server Name]
Voer de servernaam in.
Dit onderdeel is beschikbaar als [MWM] is ingesteld op
[Use].
U kunt maximaal 253 tekens invoeren.
[Port No.]
Voer het poortnummer in.
Dit onderdeel is beschikbaar als [MWM] is ingesteld op
[Use].
81