Netwerkinstellingen
Configureer startinstellingen voor het netwerk en de
server.
1
Selecteer [Network Settings] in het venster [System
Admin Settings] en druk op de knop ENTER.
Het venster [Network Settings] verschijnt.
2
Selecteer een tabblad en druk op de knop ENTER.
3
Configureer de instellingen op de tabbladen naar
wens.
Raadpleeg het volgende voor meer informatie over de
tabbladen.
Tabblad [Network] (pagina 75)
Tabblad [IP Address] (pagina 75)
Tabblad [DNS Server] (pagina 75)
Tabblad [File server] (pagina 75)
Tabblad [Shared] (pagina 76)
Tabblad [NTP] (pagina 76)
4
Na het configureren selecteert u [Apply] en drukt u op
de knop ENTER.
De configuraties worden opgeslagen en het venster
[System Admin Settings] verschijnt opnieuw.
Tabblad [Network]
Configureer deze instellingen als u een netwerk gebruikt.
[Network]
Geef aan of u een netwerk wilt gebruiken.
De standaardinstelling is [Not Used].
Als u [Use] selecteert, configureert u de instellingen op de
verschillende tabbladen.
Tabblad [IP Address]
[Obtain an IP address automatically]
Selecteer [Use] als u DHCP wilt gebruiken om
automatisch een IP-adres te verkrijgen of selecteer [Not
Used] als u handmatig een statisch IP-adres wilt
toewijzen.
Wanneer u [Use] selecteert, worden het IP-adres,
subnetmasker en standaardgateway als alleen-lezen
weergegeven.
Als u [Not Used] selecteert, dient u de instellingen [IP
Address], [Subnet Mask] en [Default Gateway] te
configureren.
[IP Address]
Voer het IP-adres in.
[Subnet Mask]
Voer het subnetmasker in.
[Default Gateway]
Voer het IP-adres in voor de standaardgateway.
Als u alleen een plaatselijk netwerk gebruikt en niet bent
aangesloten op andere netwerken, hoeft u deze instelling
niet te configureren.
Tabblad [DNS Server]
[Obtain DNS server address automatically]
Selecteer [Use] als u automatisch een IP-adres wilt
verkrijgen voor de DNS-server of selecteer [Not Used]
als u handmatig een statisch IP-adres wilt toewijzen.
Als u [Not Used] selecteert, dient u de instellingen
[Preferred DNS Server] en [Alternate DNS Server] te
configureren.
[Preferred DNS server]
Geef het adres op van de voorkeurs-DNS-server.
Als u geen voorkeurs-DNS-server hebt of deze niet nodig
hebt, hoeft u deze instelling niet te configureren.
[Alternate DNS server]
Geef het adres op van de alternatieve DNS-server.
Als u geen alternatieve DNS-server hebt en deze niet
nodig hebt, hoeft u deze instelling niet te configureren.
Tabblad [File server]
Configureer deze instellingen wanneer u een server
opgeeft als opslaglocatie voor opgenomen gegevens.
[Server]
Selecteer [Common Setting (Share)] om een server op te
geven als opslagbestemming.
De standaardinstelling is [Not Used].
Als u [Common Setting (Share)] hebt geselecteerd,
configureer dan ook de sharenaam en andere instellingen
op het tabblad [Shared].
Raadpleeg "Tabblad [Shared]" (pagina 76) voor meer
informatie over deze instelling.
75