Functie-instellingen
Configureer startinstellingen voor patiëntgegevens,
invoersignalen en andere functies.
1
Selecteer [Function Settings] in het venster [System
Admin Settings] en druk op de knop ENTER.
Het venster [Function Settings] verschijnt.
2
Selecteer een tabblad en druk op de knop ENTER.
3
Configureer de instellingen op de tabbladen naar
wens.
Raadpleeg het volgende voor meer informatie over de
tabbladen.
Tabblad [Patient Info.] (pagina 66)
Tabblad [Input Detection] (pagina 66)
Tabblad [Input Signal] (pagina 66)
Tabblad [Auto Live] (pagina 67)
Tabblad [General 1] (pagina 67)
Tabblad [General 2] (pagina 68)
Tabblad [Facility] (pagina 68)
Tabblad [CMS] (pagina 69)
4
Na het configureren selecteert u [Apply] en drukt u op
de knop ENTER.
De configuraties worden opgeslagen en het venster
[System Admin Settings] verschijnt opnieuw.
Tabblad [Patient Info.]
Configureer startinstellingen voor patiëntgegevens.
[Patient ID Length]
Selecteer het aantal cijfers dat wordt gebruikt in patiënt-
id's.
U kunt kiezen uit 4 tot 16 cijfers.
De standaardinstelling is [8].
[Add 0 to Patient ID]
Selecteer of u nullen wilt toevoegen aan patiënt-id's met
minder dan het opgegeven aantal cijfers.
De standaardinstelling is [Use].
[Patient Name Field]
Selecteer het aantal weergavevelden dat wordt gebruikt
voor de patiëntnaam.
Wanneer u [2] of [3] selecteert, wordt het
patiëntnaamveld onderverdeeld in voornaam, tweede
naam en achternaam.
De standaardinstelling is [1].
[Change Patient Info.]
Selecteer of u wilt toestaan dat patiëntgegevens altijd
gewijzigd kunnen worden.
De standaardinstelling is [Not Used].
Tabblad [Input Detection]
Configureer de detectiemethode voor invoersignalen.
Tip
Wanneer [Ch1/Ch2 Rec Mode] is ingesteld op [Ch1 2K
Rec] op het tabblad [Recording], zijn de onderdelen op dit
tabblad uitgeschakeld.
[2D/3D]
Selecteer of invoersignaal met 2D-/3D-indeling
automatisch wordt gedetecteerd of dat u dit handmatig
wilt opgeven.
De standaardinstelling is [Auto].
[Color Gamut]
Selecteer of het kleurengamma van het invoersignaal
automatisch wordt gedetecteerd of dat u dit handmatig
wilt opgeven.
De standaardinstelling is [Auto].
Tabblad [Input Signal]
Configureer startinstellingen voor invoersignalen.
[Region]
U kunt kiezen uit [NTSC] en [PAL].
De standaardinstelling is [NTSC].
[I/O Timing]
Selecteer [Normal] of [Pass-Through] voor de timing van
invoer en uitvoer.
Selecteer [Normal] aangezien de signaalverwerking
normaliter wordt uitgevoerd onder normale
omstandigheden. Als u [Normal] selecteert, is de
signaaluitvoer licht vertraagd.
Selecteer [Pass-Through] voor gelijktijdige ingangs- en
uitgangstiming zonder signaalverwerking.
De standaardinstelling is [Normal].
[Input Detect Duration]
Selecteer tussen 0 en 3 seconden voor de tijd dat
invoersignalen worden gedetecteerd.
De standaardinstelling is [3 sec].
66