Inhoudsopgave
Advertenties
Apparaatinstellingen
Configureer instellingen voor externe apparaten.
1
Selecteer [Device Settings] in het venster [System
Admin Settings] en druk op de knop ENTER.
Het venster [Device] wordt weergegeven.
2
Selecteer een tabblad en druk op de knop ENTER.
3
Configureer de instellingen op de tabbladen naar
wens.
Raadpleeg het volgende voor meer informatie over de
tabbladen.
Tabblad [Device 1] (pagina 70)
Tabblad [Device 2] (pagina 72)
Tabblad [Control] (pagina 72)
4
Na het configureren selecteert u [Apply] en drukt u op
de knop ENTER.
De configuraties worden opgeslagen en het venster
[System Admin Settings] verschijnt opnieuw.
Tabblad [Device 1]
Configureer instellingen van USB-apparaten die op de
eenheid worden aangesloten.
Neem contact op met uw plaatselijke Sony-
vertegenwoordiger voor meer informatie over apparaten
die kunnen worden aangesloten op de eenheid.
[USB 3] t/m [USB 6]
Selecteer de apparaten die zijn aangesloten op de USB-
poorten 3 t/m 6 op het achterpaneel van de eenheid.
De beschikbare instellingen zijn apparaten die compatibel
zijn met de eenheid.
De standaardinstelling is [No Device].
Als u een printer selecteert, dient u de [Printer Settings] te
configureren.
Raadpleeg "Printerinstellingen configureren"
(pagina 70) voor meer informatie over deze instelling.
Tips
• De eenheid kan de Sony UP-DR80MD-printer
automatisch herkennen. Wilt u dat de eenheid
UP-DR80MD-printers automatisch herkent, stel dan de
USB-poort in waarop de printer wordt aangesloten bij
[No Device] in de apparaatinstellingen. Merk op dat de
printer niet automatisch wordt herkend wanneer er
wordt opgenomen of afgespeeld of wanneer het venster
[Device Settings] wordt weergegeven.
• Als de USB-poort waarop een kaartlezer is aangesloten
wordt gewijzigd als de eenheid aanstaat, wordt de
kaartlezer niet herkend. Start in dergelijke gevallen de
eenheid opnieuw.
Als u [Bar Code Reader] of [Card Reader] selecteert,
dient u de [Reader Settings] te configureren.
Raadpleeg "Lezerinstellingen configureren" (pagina 71)
voor meer informatie over deze instelling.
Wanneer u [Touch Panel / Mouse] selecteert, dient u
[Touch Panel / Mouse Settings] te configureren.
Raadpleeg "Aanraakscherm-/muisinstellingen
configureren" (pagina 84) voor meer informatie over
deze instelling.
Printerinstellingen configureren
Wanneer een UP-DR80MD hebt geselecteerd, dient u de
kleurbalans, helderheid en andere instellingen te
configureren.
1
Selecteer [Advanced] voor de USB-poort waarop de
UP-DR80MD is aangesloten en druk op de knop
ENTER.
[Advanced] verschijnt wanneer een van [USB 3] t/m
[USB 6] is ingesteld op [UP-DR80MD].
Het venster [Printer Settings] verschijnt.
2
Geef het tabblad [Color Balance] weer en pas de
kleurbalans aan voor cyaan, magenta en geel en rood,
groen en blauw.
U kunt voor elke kleur een waarde tussen -32 en +32
opgeven.
3
Geef het tabblad [Gray Balance] weer en pas de
balans aan voor achromatische kleuren.
U kunt voor de X- en Y-waarden een waarde tussen -
50 en +50 opgeven.
4
Geef het tabblad [Bright] weer en configureer de
instellingen [Sharpness], [Dark], [Gamma] en [Light]
om de helderheid van de afgedrukte beelden aan te
passen.
U kunt een waarde tussen -3 en +3 opgeven voor
[Sharpness] en een waarde tussen -32 en +32 voor
[Dark], [Gamma] en [Light].
70
Advertenties
Inhoudsopgave
