(A)
X2
On/off
OT
H
OT
H
GND L
S61
Afb. 07
Aansluitingen op de CAN-OpenTherm interface en
Gas HP printplaat (twee nodes)
CAN / OT
Jumper
CN3
X1
CAN
Mains
L
0
S
N
L
L
0
S
N
L
H
P8
T003993-B
6. Als de warmtepomp een tussen-node is, herhaal dan
stap 2 t/m 5 voor een ander stuk kabel , zodat er twee
kabels beschikbaar zijn waar de kabelmantel aan één
kant verwijderd is. Vlecht steeds de twee draden met
dezelfde kleur samen en sluit ze dan aan op de oranje
aansluitconnector, zoals aangegeven in bij D in Afb. 06 en
in Afb. 08.
7. Zet de CAN-bus kabel(s) zo vast met de kabelbeugel
op het bovenste gedeelte van de binnenkant van het
elektrische paneel, dat de teruggevouwen kabelmantel in
goed contact is met de metalen beugel (zie Afb. 06 C en F).
De kabels moeten stevig op hun plaats gehouden worden
door de beugel als er aan de kabels getrokken wordt.
De instelling van de jumpers op de besturingsautomaat is
afhankelijk van het type node:
A. Als de Gas HP warmtepomp een eind-node is in het
network (drie draden aangesloten op de oranje connector
op de besturingsautomaat), zet dan de jumper zoals
afgebeeld in Afb. 07.
B. Als de Gas HP warmtepomp een tussen-node is in het
network (zes draden aangesloten op de oranje connector
op de besturingsautomaat), zet dan de jumper zoals
afgebeeld bij toestel 1 en 2 in Afb. 08.
6.4.3 Aansluiting CAN-bus op CAN-OT interface - twee
nodes
Legenda
GND gezamenlijke data
L
LOW (Laag) datasignaal
H
HIGH (Hoog) datasignaal
0
Nul
S
SHIELD (afscherming)
De CAN-bus kabel is aangesloten op de speciale geel/groene
HL0S connector, die in de X2 connector van de CAN-OT
interface gemonteerd is.
¯ WAARScHuWING
Zorg dat de warmtepomp spanningsloos is, voordat met de
werkzaamheden aan het elektrische paneel begonnen wordt.
1. Open de CAN-OT interface van boven door op de
bovenkant van de deksel te drukken en trek deze zachtjes
naar voren.
2. De jumpers op de CAN-OT interface moeten gezet worden
zoals aangegeven in Afb. 07. De CAN-OT interface is een
eind-node.
3. Snij een stuk kabel af dat lang genoeg is voor de
verbinding, zonder dat er een lus in komt.
4. Verwijder ongeveer 20 mm van de kabelmantel en de
draden die er in zitten. Zorg ervoor niet te snijden in de
kabelbeveiliging (gevlochten metaal of aluminiumfolie en,
indien aanwezig, de kale aansluiting in contact met de
vlecht).
5. Maak de kabelconnector los van aansluiting HL0S op
aansluitconnector X2.
17